Op mijn hoede

22 januari 2018 - Winterswijk, Nederland

Het is druk in het stationsgebouw. De spits nadert. Ik zoek het perron waarvandaan Arriva vertrekt. Het kost moeite. Het is niet eenvoudig te vinden.

Een norse man bij de informatiedesk geeft liever informatie over de NS dan over de concurrent lijkt het. Er blijft uiteindelijk geen tijd over om te zoeken naar een speciale ruimte voor fietsen in de trein. Mijn achterspatbord valt nog net in het fluitsignaal. De deuren sluiten. Ik ben binnen. Via het twitteraccount van Arriva - verontschuldig ik mij en verneem ik dat er inderdaad aparte coupés voor fietsen zijn. Voor de terugweg beloof ik beterschap.

Tussen Arnhem en Winterswijk zijn maar liefst 12 stationnetjes waar de trein halt houdt. De reis duurt nog ruim een uur. Er moet steeds meer ingeschikt worden. In Doetinchem stappen veel mensen uit. Er ontstaat ruimte. Helaas stappen er bijna net zoveel mensen in. Het is weer mudvol.

Ik houd niet van volle treinen. Je komt ongewild in elkaars lichaamszone. Je ruikt geurtjes die je niet wilt ruiken. Je bent getuige van gesprekken die je niet wilt horen. Het geeft ongemak. Mijn Cannondale zet ik daarom als een soort erfafscheiding tussen mij en de dagelijkse school- en werkreizigers.

Ik vind het vermakelijk om te observeren hoe mensen hun territorium proberen af te bakenen. Zíj hebben geen fiets. Veel zetten nog hun tas naast zich op de bank. Of strekken hun benen. In de overvolle trein is uiteindelijk geen enkele strategie houdbaar.

Mijn gedachten drijven weg naar mijn oudste zoon die zijn profielwerkstuk op de middelbare school aan dit onderwerp gewijd heeft. Met een blocnote in de hand toog hij naar het Goudse station om menselijke gedragingen te turven. Zijn eerste onderzoek.

De conducteur heeft het opgegeven om plaatsbewijzen te controleren en zich teruggetrokken in het eigen conducteurshokje. Zijn domein. Een beetje privacy. Ik tuur naar het informatiescherm waarop te zien is welk station we naderen en hoelang dat nog duurt. Het blauwe lijntje kruipt tergend langzaam naar het eindstation.

Winterswijk. We zijn er. Ik til mijn fiets naar het perron. Het is gaan regenen. Ik pak mijn regenjas uit de fietstas. Ik hoor een denkbeeldig verstandige stem zeggen: “als het bovenlichaam maar warm en droog blijft”. Mensen haasten zich door de natte straten. We houden niet van de regen. Ik rijd gezwind richting het centrum op zoek naar een supermarkt voor een eenvoudige avondmaaltijd, een flesje wijn en een hartige snack. Terwijl ik mijn kettingslot tevoorschijn haal, staat een Nederlander ‘met een migratieachtergrond’ zijn boodschappen in jas- en broekzakken te proppen. We moeten er beiden om lachen. Een typische mannenactie. Dat zie je een vrouw nou nooit zo doen.

Als ik met de fiets op pad ben, leef ik heel bewust en gezond. Mijn maaltijd bestaat uit louter gezonde producten. De enige zonde is het flesje wijn dat ik met veel moeite in mijn fietstas krijg.

Bij de uitgang van de Lidl open ik de handige offline navigatieapp. Ik heb er niet op gerekend dat ik nog zeven kilometer moet fietsen voordat ik bij B&B Roerdinkhof ben. Ik volg het bewegende driehoekje op mijn mobiel. Een duidelijk articulerende vrouwenstem leidt mij Winterswijk uit. Ik ga een bosrijk gebied in. Het stopt met regenen.

Het is heel mooi hier. Ik kan er niet zoveel aandacht voor opbrengen omdat ik besef dat de batterij van mijn telefoon het niet zeven kilometer lang uit gaat houden. Ik verhoog het tempo en wil zoveel mogelijk meters hebben gereden voordat hij uitvalt. Ik moet hopen dat ik voor die tijd een woning zie waar ik de weg kan vragen. Voorlopig moet ik rechtdoor het bos in. Ik verwacht geen wandelaars of fietsers meer tegen te komen op dit tijdstip.

Het scherm wordt zwart. Nu moet ik het zelf doen. Geen probleem, met dat systeem ben ik immers nog opgegroeid. Ik neem me voor door te rijden totdat ik een verharde weg passeer. Daar staat waarschijnlijk wel een bewegwijzeringsbord. Winterswijk ligt nu ver achter me. Over een uur wordt het donker. Het is eind oktober.

Ik wilde het tweede deel van het Fietserpad graag in dit seizoen gaan. Het warme licht van de zon die al veel lager staat. De mooie herfsttinten. De kruidige geuren. De gezelligheid van de B&B in de avond. Koele nachten, zodat je goed kunt slapen. Heel veel om van te genieten.

Ik kijk nu wél om mij heen. Sommige bomen zijn het meeste blad verloren. Andere staan nog volop met hun kleuren te pronken in het zachte avondlicht. Ik beleef de herfst met al mijn zintuigen. Net als de kleutertjes in mijn klas, op wie ik het graag over wilde brengen toen ik nog kleutermees was. Ik hoor hoe de bladeren onder mijn banden knisperen.

Dan zie ik enkele woonhuizen, vlak voor het kruispunt. Ik hoor een vuilnisbak rollen. Ik ga op het geluid af. Het komt vanachter een schutting. Ik zie een deur openstaan. Een wat oudere mevrouw zet de grijze bak terug op zijn plaats. Ze zegt me dat ik gewoon rechtdoor moet blijven rijden. Dwars door het bos. Ik moet nog twee kruispunten recht oversteken en kom dan bij een doodlopende weg. Aan die weg ligt de Roerdinkhof. Ik ga het vanzelf zien. Aan mijn linkerhand. “Ouderwets de weg vragen blijft zijn charme houden”, vind ik.

De afstand tussen de kruispunten is nog groot. Nu ik weet dat ik op de goede weg ben en de Roerdinkhof binnen bereik is, laat ik de geluiden uit het bos rustig op me inwerken. Vogels roeren zich zoals zij uitsluitend vlak voor en na zonsondergang doen. Het wordt snel donker nu. Er is geen straatverlichting. De afslag naar links wijst naar Winterswijk Woold. Een klein buurtschap in de bossen bij Winterswijk. Ik ga rechtdoor zoals mij is gezegd.

Wat is dat toch dat de Achterhoek een zo eigen sfeer ademt. Weer zo heel anders dan Groningen, Drenthe, Salland, Twente, De Peel en ga zo maar door. Elke streek heeft zijn eigen sfeer. Een eigen taal, eigen gebruiken en gewoonten. Mensen verbinden zich daaraan. Ik heb dat met het Groene Hart en het poldergebied waarin ik geboren en getogen ben.

Het tweede kruispunt doemt op. Op het straatnaambordje staat Roerdinkweg. Ik ben er bijna. De afslag naar links gaat naar een oud ‘scholtgoed’. Op het erf van de Roerdinkhof staan grote lantaarns met brandende kaarsen erin. Ik dien me te melden bij de receptie in een oude schuur. “De oudste schuur van Nederland”, zegt de eigenaar. Zoiets vind ik maar moeilijk te controleren. Ik neem het aan want het ziet er inderdaad zeer oud uit. Hoe dan ook, het is een ontzettend gave locatie. Oud. Sfeervol. Authentiek. Je ervaart de Achterhoek.

Bij de kassa tref ik een man die zich verontschuldigt voor het niet zo handig zijn met de computer. Hij gaat enige tijd waarnemen op het bedrijf - de eigenaar gaat een reis door Azië maken met zijn verloofde - en wordt op dit moment ingewerkt. Hij zegt niet bekend te zijn met een computer. Hij heeft er ook niets mee. Hij is de zestig gepasseerd en acht zich er inmiddels te oud voor. Ik kan het niet laten hem op het hart te drukken zich er toch vertrouwd mee te maken, door mijn ouders en schoonouders als voorbeelden te noemen. Mijn overbuurman vond zichzelf ook al oud toen hij de zestig gepasseerd was. “Ik sta anders in het leven”, bedenk ik me.

Mij wordt een eenvoudige kamer op de eerste etage in de groepsaccommodatie toegewezen. Via een steile trap bereik ik haar. Beneden zijn een heel ruime groepskeuken en een nog ruimere -woonkamer ingericht. Ik lijk de enige bezoeker te zijn. Ik vind dat prima.

Ik eet mijn salade en bekijk ondertussen op de iPad waar ik me precies bevind. Het raam staat open. Ik hoor het klaterende geluid van een urinerende Hereford onder aan mijn raam. In de lome stilte van de Achterhoek klinkt het als een symfonie.

In mijn boekje maak ik korte aantekeningen van de dag. Nadat ik deel I van het Fietserpad reed en geen behoefte had om foto’s te maken, heb ik het schrijven ontdekt. Ook van deel II wil ik pedaalverhalen gaan schrijven. Schrijven is een fijn proces. Eerst schrijf ik spontaan op wat er in mij leeft. Daarna ga ik achter de laptop zitten en laat ik een verhaal ontstaan. Tenslotte ga ik de tekst aanscherpen en ervoor zorgen dat zinnen lopen. Woorden en zinnen vormen samen een ritme en compositie.

Hoor ik het nou goed? Ik hoor stemmen. In minder dan een seconde heb je door of het je eigen taal is of een vreemde. Elke taal heeft een eigen klank, melodie, ritme en intonatie. De mannen die ik hoor, bedienen zich van een taal uit het Oostblok, denk ik te horen. Gestommel op de trap. Deuren gaan open. Niet veel later hoor ik de wasmachine draaien. En kort daarna ook de wasdroger die er bovenop staat. De mannen bevinden zich druk en hard pratend op het gangetje en in de badruimte waar het witgoed staat - ik vind deze term zo ontzettend lelijk dat ik het niet kan laten haar juist nu te gebruiken - dat met de indringende klanken de avond verknalt. De zojuist nog serene avondgeluiden zijn overstemd en verdreven. Weer gestommel op de houten trap. Met grote lompe werkschoenen. Nog luider dan eerst.

Ik wil koffie gaan zetten. De waterkoker staat in de grote woonkeuken beneden. Ik stap van het bed en besluit naar beneden te gaan. De keuken lijkt ontploft. Het aanrecht en een grote tafel staan vol. Overal potten, pannen en lege verpakkingen. Aangevuld met bierflesjes, sigarettenrook en zoetige etensgeuren van kant-en-klare pastagerechten. Een grote man staat bij het aanrecht en kijkt weg. Hij heeft een sigaret in de mondhoek. Ik groet hem vriendelijk maar krijg slechts een vaag gemompel als antwoord. Hij kijkt mij ook nu niet aan. “Verstaat hij mij niet?” Hij kijkt op zijn telefoon, en loopt naar buiten om te gaan roken. Ik kook ruimschoots water en vul mijn thermosflesje. Twee andere mannen zijn nog altijd druk in de badkamer.

“Ik ben blij dat ik de deur achter me op slot heb gedaan”, bedenk ik me. Ik merk dat ik mij niet op mijn gemak voel. “Zijn het Roemenen, Bulgaren of Polen? Kan ik ze wel vertrouwen? Dat is rauw volk. Er gaat veel alcohol in. Ze worden dan vast vervelend. Gaan me dan lastigvallen. Zijn mijn spullen wel veilig?” Voordat ik er erg in heb, spoken dit soort stigmatiserende gedachten door mijn hoofd. Met de thermosfles in de hand loop ik de steile trap weer op. De deur van de badkamer staat op een kleine kier. Ik zie de schaduwen in het lamplicht en hoor de luide stemmen. Ik doe mijn slaapkamerdeur achter mij op slot.

Wanneer ik mijn koffie drink, constateer ik dat de omstandigheden opeens heel anders zijn dan toen ik aankwam. Er is onrust in mij geslopen. Ik ben op mijn hoede. Als ik wat woorden had kunnen wisselen met de man in de keuken, had dat vast gescheeld. Dan had ik nu iets van hun achtergrond geweten, en zij van de mijne. Dan had ik waarschijnlijk een wat realistischer beeld gehad. Ik besef dat dit is hoe het werkt. We vormen ons via media, verhalen en vluchtige ervaringen een beeld van mensen. Over een hele bevolkingsgroep ontstaat zo een vrij ongenuanceerd beeld. Vaak worden al snel negatieve stereotypen gevormd. Ik blijk Roemenen, Polen en Bulgaren over één kam te scheren en vooral niet te vertrouwen. Nu ik me hier noodgedwongen met hen in een enigszins geïsoleerde situatie bevind, ben ik me daar opeens zeer scherp bewust van.

Mijn gedachten gaan terug naar de school in Utrecht waar ik tot aan de zomer werkzaam was. De eerste weken na de start, had ik het gevoel gehad dat ik het buitenland binnenging als ik op Kanaleneiland kwam. Ik voelde me er uitheems en ongemakkelijk. Toen ik de school na ruim negen jaar verliet, boden de moeders mij een spontaan afscheidsfeestje aan. Ik was hen gaan kennen en vertrouwen. En zij mij. We waren op elkaar gesteld geraakt. Een moeder zei me dat ik als een broer voor haar was. Dat vond ik mooi uitgedrukt.

Toen ik enkele jaren terug voor een interview een ‘witte’ school in een grote nieuwbouwwijk met uitsluitend Nederlanders ‘zonder migratieachtergrond’ bezocht, was ik daar niet meer op mijn gemak. Diezelfde middag reed ik weer terug naar Kanaleneiland. Daar voelde ik me thuis. Dat was mijn wijk geworden, daar stond mijn school. Bij mijn afscheid vertelde ik de ouders van deze ervaring. Het raakte hen. Ze klapten en juichten. Ik heb een positiever beeld gekregen van mensen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond, door mijn contact met hen.

Het is weer stil geworden. Alleen de wasdroger draait nog. De douche is eindelijk vrij. Met mijn handdoek over de schouder en mijn toilettas in de hand loop ik naar de badkamer. Als het water stroomt, hoor ik de koeien loeien. De avond is weer van ons!

Foto’s