Een deuntje in de kop

22 juli 2018 - Geistingen, België

Het Belgische fietsknooppuntennetwerk is ouder dan het onze, dat er naadloos op aansluit. Er zijn geen overzichtskaarten zoals in Nederland. Ik heb werkelijk geen idee waar ik de Maas terug over ga steken. Ik ga het wel meemaken.

Ik moet bekennen dat ik een beperkt beeld van België had. Ik dacht altijd aan de slecht onderhouden snelwegen via Antwerpen en Brussel. Grote gaten in de weg. De troosteloze doorgaans smerige parkeerplaatsen waarop we liever geen tussenstop hielden met ons gezin op weg naar Frankrijk of vice versa. De  gesloten grauwe dorpen met de lelijke rolluiken.

Het land heeft zich de kritiek aangetrokken en een geleidelijke metamorfose ondergaan. Het landschap waar ik doorheen fiets is prachtig en goed onderhouden. Voor natuurgebieden is tegenwoordig een plan. Er zijn veel goede fietspaden. De oude binnensteden hebben een fantastische vaak middeleeuwse uitstraling en zijn autoluw. De zwarte gevels zijn inmiddels gereinigd.

De dorpen tonen nog altijd zielloos, rommelig en lelijk. Dat blijft zo denk ik. Het lijkt of ieder op zichzelf en afgesloten van elkaar leeft. Maar dat is niet zo. Elk dorp heeft een kroeg. De plek waar jong en oud elkaar kunnen ontmoeten. Ook jonge kinderen gaan soms even mee om een glas limonade te drinken. De waardin vraagt een klein ventje hoe het op school was bij de juf. Een ruiter heeft zijn paard aan de teugel gezet voor de kroeg en komt even een pintje pakken. Zijn paard staat onderwijl rustig te grazen. “Ze is dat gewoon”, zegt de man in de lange ruiterjas me.

De kroeg heeft iets van een knus buurthuis waar goede bieren worden geschonken en de mensen elkaar kennen. Er is hier nog gemeenschapszin. Als je een kroeg instapt, krijg je daar iets van mee. Dan komt het dorp opeens heel anders op je over.

In België heb je niet de bouwvoorschriften en de plannen voor ruimtelijke ordening die wij hier kennen. Veel wordt oogluikend toegestaan. Men hecht niet zo aan hoe iets eruit ziet. Een mooie tuin is een zeldzaamheid. En de rolluiken? “Ach, het is eigenlijk een gewoonte. Iedereen heeft ze hier”, krijg ik als antwoord als ik ernaar vraag. Er wordt niet zo bij nagedacht.

Ik fiets over een goed onderhouden B-weg. Hoge bomen, enkele naar binnen gekeerde Vlaamse Hoeven met binnenplaats en wat losstaande huizen flankeren haar. Links stroomt de Maas. Terug naar waar ik al eerder op de dag was. De zon schijnt. Bescheiden witte wolkjes drijven aan een verder strakblauwe lucht met me mee. Prachtig fris herfstweer. België is vrolijk vandaag en laat zich van haar beste kant zien.

Ik nader een klein Vlaams dorpje. Geistingen. Ook hier enkele oude pandjes die wit geschilderd zijn. Net als in Thorn van waar ik kom rijden. Zowaar enkele plantenbakken met vrolijk bloeiende planten erin. Het is een uitzondering. Ik zie een kleine buurtsuper. De deur staat open. Ik parkeer mijn fiets en loop naar binnen. Het is er wel heel erg stil eigenlijk. Een bedeesd meisje kijkt naar me op met haar pientere ogen en loopt dan snel het woonhuis achter de winkel in. Terwijl ik voor het schap met flessen water sta, komt een vriendelijke mevrouw op me toegelopen. Achter haar twee verlegen kinderkoppies. Wat zie ik dat in Nederland nog zelden. Het dochtertje was haar moeder komen zeggen dat er iemand de winkel binnengelopen was.

Op zeer vriendelijke toon legt ze me uit dat de winkel eigenlijk nog niet open is vanwege een verbouwing. Er moet vandaag een en ander worden afgerond voor de heropening van aanstaande maandag. Buiten wordt nog gewerkt.

Ik mag de fles met bronwater toch even af komen rekenen en meenemen. Ik ben vergeten de bidons te vullen vanmorgen. Fris bronwater zonder bubbels is een goede vervanger. Drink geen frisdrank bij een stevige inspanning, dat moet je bezuren. Letterlijk. Dan speelt je maag op. Ik vul beide bidons en leg de fles met het restant onder mijn snelbinders nadat ik wat slokken heb genomen.

Nu valt me pas op dat er inderdaad aan de winkel gewerkt wordt. Twee mannen zijn druk aan het werk. Op de stoep naast hen staat een grote radio. De speakers blazen muziek de stille straat in. Het valt me op dat afgestemd is op een Nederlandse radiozender. Ik wens de mensen succes met de werkzaamheden en de opening. Ik ga weer opstappen.

Als ik mijn been over mijn zadel zwaai en naar de goede zit zoek, komt er een melodietje in me op. Zoals zo vaak. Ik heb vrijwel altijd een deuntje in mijn kop. Het kwam met zeer grote regelmaat voor dat ik tijdens het postlopen in mijn dorp een melodietje liep te neuriën als ware het een mantra. Soms drie uur lang. Ik was me daar zelden bewust van. Wanneer ik daarna in mijn auto stapte, hoorde ik precies hetzelfde nummer van de cd komen die weer begon te draaien bij het starten. Best komisch eigenlijk. Ik weet meestal niet eens hoe ik aan het deuntje kom. Waar ik het opdoe.

Als ik neurie kan ik mijn gedachten goed laten gaan. Het doet me denken aan mijn ex-collega Jos die het presteerde om zelfs te neuriën na vrijwel elke zin die hij sprak. Heel grappig. Ik moest er altijd om lachen en maakte hem er daarmee attent op. Ook hij had het zelf niet in de gaten.

Ik neurie het lied dat Herman van Veen ooit zong: “Vroeger, werd gezongen en gefloten in de straat. Had de slagersjongen nog een opera paraat. De metselaar kon zingend op de steiger staan. De melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aan. Hilversum III bestond nog niet. En ieder had zijn eigen stem”.

Op de andere hoek van het rijtje huizen aan de Hendrik van Viandenstraat in Oudewater woonde de familie Van der Meijden. De moeder van het gezin, een echte ‘struise dame’ met een schort voor, hing de was aan de waslijn in de achtertuin. Lange lijnen tussen een houten paal en het schuurtje. Terwijl ze dat deed zong ze luid: “En moet je mijn zuster zien, en moet je mijn zuster zien. Ja we lijken helemaal niet op elkaar.” Ik weet nog hoe ik daar dan weer een voorstelling bij had. Zag dan een goed geklede slanke beschaafde nette mevrouw voor me.

Onlangs hoorde ik nog een Antilliaanse jongen zingen tijdens het schoffelen in het plantsoen. Luid en zonder schroom. Ik dacht: “dat hoor je niet vaak meer”. Het was leuk om te horen en maakte vrolijk.

Vroeger had je het programma Arbeidsvitaminen op de radio. Muziek tijdens het werk. Ik zag dan voornamelijk fabrieksarbeiders voor me die gemotiveerd hun werk deden. In de STUDIO-gids van de KRO stond een overzicht van de platen die gedraaid zouden gaan worden. Als ik een enkele keer ziek thuis was, luisterde ik naar het programma weet ik nog. Ik wachtte dan geduldig op mijn favoriete platen. Tegenwoordig is alle muziek vrij te beluisteren op elk gewenst moment. Toen niet. Je verheugde je extra op de populaire nummers.

Wanneer ik op vrijdag thuiskwam van de middelbare school, ging de radio direct aan op de TOP-40. Met de cassetterecorder in de aanslag luisterden mijn zussen en ik naar de muziek uit de lijst. Populaire nummers namen we op, inclusief de jingles en de stem van de DJ. Dat was vaak niet te voorkomen. Ook waren sommige liedjes niet tot het eind te horen. Dan had je de opname snel stilgezet zodra een stem begon te spreken. Na enige tijd kende je de volgorde van de nummers als vanzelf uit het hoofd. Inclusief alles wat daar per ongeluk bij was opgenomen of weggelaten.

Neuropsycholoog Erik Scherder legt uit dat muziek onze hersenen verrijkt. Het roept sterke emoties op. Het gebied waarin emoties worden waargenomen ligt dichtbij het motorische gebied. Zodra muziek emotioneel beleefd wordt, gaan we daarom als vanzelf meebewegen. Wanneer je zingt of een instrument bespeelt worden nog meer hersengebieden actief. Een belangrijke verbinding tussen onze hersenhelften groeit sterk onder invloed hiervan. Muziekonderwijs is daarom veel belangrijker dan op de meeste scholen wordt aangenomen. Het stimuleert de ontwikkeling van de hersenen. De invloed ervan op het brein en de ontwikkeling wordt sterk onderschat.

Tijdens de jeugdavondvierdaagse in Gouda die we met de Haastrechtse basisschool van mijn kinderen liepen, was je blij als er op de afsluitende avond een muziekkorps voor je uitliep. Je neemt de maat van de muziek dan als vanzelf over en dat loopt een stuk gemakkelijker. Tijdens het lopen van de Vierdaagse in Nijmegen herinner ik me hoe fijn het was als er een groep militairen ging zingen. Je ging mee in hun gestage tempo en ritme. Op schepen werden in vroeger tijden shanty’s gezongen, werkliederen. In tijden van oorlog nam Napoleon al trommelaars mee die de mannen een gevoel van extra moed moesten geven tijdens het marcheren naar de aanvalslinie. De Schotten gebruikten de doedelzakken om zichzelf moed in te ‘blazen’ in hun zeer ongelijke strijd tegen de Engelsen. Het mocht niet baten.

Ik nader Maaseik. Een brug verbindt België met ons land. Ik zoek het knooppuntenbordje dat linksaf zal wijzen. Ik zie er geen. Even verderop zie ik wel een bordje staan. Het wijst opnieuw rechtdoor. Ik blijf nog even in België dus. Leuk!

Ik besluit even in het centrum te gaan kijken. Ik heb Maaseik al eens op de borden zien staan in Nederland maar ben er nog nooit geweest. Nu ik België positiever beleef, ga ik toch eens kijken. Even later sta ik op een prachtig oud plein middenin de stad. Veel oude gebouwen zijn goed onderhouden en stralen de tijd uit waarin ze zijn gebouwd. De gebouwen tonen wat donkerder en ouder dan in onze steden. Ook België heeft gouden tijden gekend. Deze huizen stammen uit die tijd. De Belgische gouden jaren waren enkele eeuwen voor de onze. Dat verklaart waarom de steden er zo middeleeuws tonen. Ze zijn laat middeleeuws. Ik sta even stil en kijk om me heen. Er rijden hier wel auto’s, maar de rust van de oude stad wordt ook hier erg goed bewaard.

Ik heb geen tijd om op een terras te gaan zitten. Jammer. Ik moet vanavond Maastricht bereiken. De Sint Pietersberg. Het eindpunt van het Fietserpad ligt enkele kilometers onder de Limburgse hoofdstad. Het is nog ver. In Zuid-Limburg wachten mij bovendien nog heel wat stevige klimmen. Ik zwaai mijn been over het zadel en rijd weer terug naar het goed geasfalteerde fietspad over het dijkje langs de Maas.

Sinds de millenniumwisseling stemmen veel mensen tussen kerstmis en Nieuwjaarsdag hun radio af op de Top-2000. Mensen van alle leeftijden hebben kunnen stemmen op hun favoriete platen. Soms kiest men voor goede muziek maar nog veel vaker brengt men de stem uit op wat verbonden is met belangrijke momenten uit het leven. Muziek uit je verkeringstijd. Nummers waarop je danste tijdens klasse- en schoolfeesten. Of voor het eerst zoende. La Bamba. Zomerhits. Vakanties. Lange autoritten. Verhuizingen. Reizen. Vriendschappen. Doop, trouw en rouw. Je weet vaak nog precies waar je was en hoe je je voelde als je muziek hoort die ermee verbonden is.

In de eerste weken dat ik op de middelbare school zit, krijg ik voor het eerst muziekonderwijs van  een ietwat stijve vakdocent. Meneer Doevedans. Een prachtnaam voor een muziekdocent. Maar hij lijkt me echter niet zo soepel in de heupen. In zijn les kom ik voor het eerst in aanraking met muziek van The Beatles. Er gaat een wereld voor me open. Ik zie me nog met mijn klasgenoten naar huis fietsen door een straat in de Goudse wijk Korte Akkeren. Onze school heeft dan nog een dependance daar. We zingen Yellow Submarine waarvan we de tekst leerden. Tot dan ken ik de melodie van mijn moeder die het lied uit de oudejaarsconferance van Wim Kan vaak zingt. Het heeft de titel: ‘Jelle zal wel zien’. Even ben ik nog in de veronderstelling dat The Beatles een eigen tekst hebben gemaakt op zijn muziek.

Mijn vader draaide op zondag klassieke muziek. Ik vond het toen niet bepaald opwekkend maar heb het toch meegekregen. Hongaarse componisten. Russische koren. Vader en zoon Strauss. Ik kan dat nu waarderen. Het heeft me gevormd.

Mijn oudste zus kwam opeens met lp’s thuis van Simon and Garfunkel, Boudewijn de Groot, Julien Clerc en Demis Roussos. De muziek van de rockopera Jesus Christ Superstar. Ik zat nog op de lagere school. Zij al heel wat jaren op de middelbare. Wat een boeiende wereld. Mijn interesse was gewekt. Ik keek met enige jaloezie naar de gekleurde platenhoezen. Luisterde nieuwsgierig mee als ze op haar zolderkamer de lp’s draaide.

Bij mijn oom Hans, toen een langharige puber met een donkerrode elektrische gitaar en een Puch met hoog stuur, kwam ik in aanraking met The Cats en Engelstalige popmuziek dat via de piratenzenders Radio Noordzee en Radio Veronica werd uitgezonden vanaf schepen. Op die manier werden regels en beperkingen omzeild. Het was heel andere muziek dan de voornamelijk brave muziek die te horen was op de Hilversumse radiozenders. Het heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt.

Hoe is het mogelijk. Ik neurie nog steeds Herman van Veens Hilversum III terwijl ik in een stevig tempo langs de Maas fiets. Ik heb de wind opnieuw in de rug vandaag. Omdat ik af en toe moet stoppen om uit te zoeken of ik wel de juiste weg ga, passeer ik driemaal hetzelfde echtpaar. Driemaal met hetzelfde deuntje.

Ik zong graag en veel. Mijn zussen ook. Het toilet en de doucheruimte dienden als ons concertpodium. Ik heb er ontzettend veel nummers vertolkt. Mijn zusjes konden er ook wat van. Niet eraan denkende dat de buren het ook zouden horen. Die hadden nog geluk, wij konden heel goed op toon zingen. Tijdens vakanties zongen we met elkaar om het kampvuur. Op verjaardagen deden we dat om de lange eettafel. Ook weleens met de hele familie.

Ik schafte een gitaar aan en maakte me enkele eenvoudige akkoorden eigen van nummers als Mull of Kintyre en House of the Rising Sun. Ik zong vol overgave. Thuis. Op een scoutingkamp met kinderen. Daarbuiten durfde ik dat niet. Te weinig lef. Niet iedereen vond het leuk dat mijn repertoire zo beperkt bleef. Gitaarlessen waren echter niet aan mij besteed. Ik wilde gewoon direct iets kunnen zingen. Nu staat de gitaar in een hoes te verstoffen op zolder. Mist ie enkele snaren.

Ik zet nog regelmatig muziek op, in de auto of in de huiskamer, en zing dan uit volle borst mee. Af en toe moet ik gewoon even zingen. Mijn gezin weet niet beter. Muziek raakt. Muziek ontroert. Muziek zweept op. Maakt blij. Het opent je hart. Ik weet het, het zijn softe teksten. Maar mensen zijn muzikale wezens.

Tijdens de aubade op Koningsdag zing ik nog altijd graag mee. Samen zingen verbindt. Ik word daar blij van. Als kind moesten wij nog verzamelen op het schoolplein om samen bij de aubade te gaan zingen. Bij de donkerblauwe muziektent op de markt. Dat was zo feestelijk.

Ik zie nog hoe we ons met de hele Mariaschool door het zeer smalle poortje bij het sigarenwinkeltje van Streng persten om naar de Markt te lopen. In de Kapellestraat voegden de openbare lagere school en de Jozefschool zich bij ons. Zij kwamen van de Waardse Dijk. Gezamenlijk liepen we verder naar het centrum van ons stadje. Daar stonden de kinderen van de Franciscusschool en de Immanuelschool al te wachten. Al die vlaggetjes. Al die feestmutsen. Wat een feest was het. Het muziekkorps was uiteraard ook aanwezig. Ze luisterden vrijwel alle feestelijkheden op. Heel gebruikelijk toen. Als het muziekkorps door de straten ging dan liep er altijd een grote schare kinderen achteraan. Blij en opgetogen.

We hadden mijn moeder een verzorgde Fiets Tweedaagse cadeau gegeven voor haar negenenzeventigste verjaardag. Het bleek de laatste keer dat ik met haar heb kunnen fietsen. Ze is er niet meer toe in staat. Het was onvergetelijk. Met de fietsen op de fietsdrager achterop het groene ‘Corsaatje’ reden we terug van Hattem naar Oudewater. In de cassetterecorder zat een bandje met muziek van The Beatles. We zongen luidkeels mee.

Er zit altijd muziek in mijn hoofd. Ik kan ook wel blijven schrijven over muziek en waar ik daarbij allemaal aan moet denken. Er komt geen eind aan. Ik kan voor het eerst niet tot een afronding komen merk ik. Toch zal het moeten. Ik heb nog één laatste aflevering Pedaalverhalen te gaan.

De Fietserpad-route helpt me. Op een klein wit bordje langs het fietspad staat in zwarte blokletters ‘Veerke Nederland’. Ik sla linksaf en zie inderdaad het veerke dat me terug in Nederland zet. In Berg aan de Maas zet ik weer voet op Nederlandse bodem. Daar stopt de muzikale etappe. Op naar Maastricht.

Foto’s