Geluk

24 mei 2018 - Baarlo, Nederland

Ik stap af. Een poging om het moment vast te houden. Te pakken. “Wauw”, is het beperkte vocabulaire dat ik zo gauw kan vinden.

Vóór mij stroomt de Maas. De herfstzon sprankelt in elke rimpeling van het water. Links van mij de torenspits van Baarlo. Op de landweg ervoor komt een trekker met agrarisch werktuig aangereden. Gewoon aan het werk. Niet meer en niet minder. Maar voor míj is het anders. Die trekker maakt het plaatje van het moment compleet. Alles valt even samen.

Rechts van mij het nog vlakke voorland van de Limburgse heuvels. Groot groen grasland. Hier geen polderslootjes maar greppels. De torenspits kondigt Kessel aan. Geluiden van rust en weidsheid. Kleuren van de herfst. Geuren die het seizoen bevestigen. De wind in de rug. Hier wil ik zijn. Op de fiets. Met mijn camera. Niet weten wat de dag brengt. Opgaan in het moment. Fietserpad voor en achter mij. Op weg naar Maastricht. Komend van Pieterburen. Ik word hier zo onnoemlijk blij van.

Ik pak mijn camera. Ik ga dit vastleggen. Vasthouden. Delen. Ik richt mijn lens.

Links: de trekker die rap nadert. Voor me: de rivier die gestaag verder stroomt en zich niets van mij aantrekt. Rechts: De weidsheid en wat nog komen gaat. Boven mij de gouden herfstzon. Een tintelend briesje om mij heen.

De losse beelden slaan nergens op. Ze zeggen helemaal niets van wat er in mij omgaat. Dit is gewoon niet vast te leggen.

Geluk laat zich niet vangen. Zodra je dat probeert, is het weg. Het kondigt zich ook niet aan. Het is er opeens. Juist als je vrij bent in je hoofd. Als je opgaat in het moment. Doet waar je blij van wordt. Ermee lijkt samen te vallen. Dan is het er opeens. Het overweldigt je.

Geluk dwing je niet af. Maar je kunt wel voorwaarden scheppen. Ik heb in mijn leven diepe dalen gekend. Echt heel diepe dalen. Er is een periode geweest waarin alles zo ontzettend uitzichtloos leek, dat ik me vastklampte aan mijn laatste beetje hoop.

Het ging slecht met me. Ik wist het. Ondanks de hulp van de therapeute die ik wekelijks sprak. De nooit aflatende steun van mijn lieve begripvolle partner. De afleiding van mijn kinderen die om mij heen dartelden. Ik schreef dagelijks van me af. Ik moest wat. Maar de toon was steeds somberder geworden. Schrijven hielp me altijd. Maar toen niet meer. Het was op. Het was louter zwart wat restte. Vader zijn voor mijn kinderen hield mij ternauwernood op de been. Maar er was nog iets.

Ik ervoer ondanks alle mentale en emotionele pijn, diep in mij, iets van een strijdbaar stukje dat vertikte het op te geven. Dat kleine vonkje was mijn aanknopingspunt. Het had iets van hoop in zich. Een overlevingsenergie.

Hoe klein ook. Elk minimomentje van goed gevoel, schreef ik vanaf toen op. Tot die tijd eigenlijk onbeduidend, maar dan mijn houvast. Ik schreef ze op en zette er een plusje achter.

Ik schreef niet meer over wat mij kwelde. Ik stond het mezelf niet meer toe. Ik schreef kleine lichtpuntjes van de dag op. En verder niets. Als ik enkele uren goed geslapen had. Als ik een glimlach op mijn gezicht had gehad om één van mijn kinderen. Als ik toch was gaan wandelen met de hond, ondanks de somberte. Elk micro-positiviteitje kreeg een veelbetekenende plus van mij.

Na enkele weken zag ik het aantal plusjes groeien. En dat hielp me. Ik zag groei. Ik zag vooruitgang. Ik ging deze ook voelen. Kleine dagelijkse bezigheden. Kleine dingetjes die mij raakten. Het werden er langzaam meer. Achteraf kan ik stellen dat ik mezelf heb aangeleerd om naar het positieve te kijken. Het positieve in situaties. Maar ook het positieve in mensen. Ik heb mededogen ontwikkeld. Ik heb geleerd mijn zegeningen te tellen. Ik heb me geoefend in het richten op het positieve en het kleine. Het is natuurlijk niet zo dat het louter zetten van plusjes mij er volledig bovenop hielp. Het heeft er zeer zeker aan bijgedragen. Ik heb mezelf er een andere basishouding mee aangeleerd. Ik ben een tevredener mens geworden. Evenwichtiger en uitgaand van vertrouwen in de wereld om mij heen. Ik vraag me af bij wat ik doe, of het bijdraagt aan geluk. Mijn geluk of dat van anderen. En juist dát zorgt ervoor dat het geluk zich vaker manifesteert. Als een moment. Geluk is geen toestand.

Mijn tante Lenie had als kind tbc gehad. Ze bracht het grootste deel van haar jeugd door in een sanatorium bij Wijk aan Zee. Ze groeide op buiten het gezin. Werd opgevoed door veelal liefdeloze nonnen.

Ze hield er lichamelijke handicaps aan over. Vergroeiingen aan haar rug, heupen en benen. Uiteindelijk belandde ze in een rolstoel. Ze had het financieel niet breed. Leidde regelmatig een zwaar leven. Maar ze had geleerd om het geluk in de kleine dingen te zien. Zij bezat die levenskunst. Ze straalde dat uit. Ik heb me lang afgevraagd hoe ze dat toch deed. Het intrigeerde me in mijn eigen zoektocht naar geluk. Ze zei me eens, dat ze het niet cadeau kreeg en het beslist zwaar had af en toe. Ze maakte er gewoon het beste van.

Victor Frankl zat in een concentratiekamp ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Hij zag dat veel mensen bezweken aan ziekten, uitputting en uitzichtloosheid. Zij hadden het vertrouwen en de hoop verloren. Er waren ook mensen die het volhielden. Zij vonden in de mensonterende situatie iets kleins dat nog betekenis aan hun leven gaf. Mensen die nog zin aan hun leven konden geven, hielden het langer vol of overleefden het concentratiekamp zelfs. Hijzelf observeerde de mensen om hem heen en ontwikkelde er onder erbarmelijke omstandigheden zijn logotheorie. Na de oorlog baseerde hij er zijn psychotherapie op. Hij beschreef dit in ‘De zin van het bestaan’.

Het fietsen in mijn eentje en het schrijven naar aanleiding daarvan, geven mij zeer veel voldoening. Ik kan er veel van mijn drijfveren in kwijt. Wanneer ik het onderneem, zullen zich ongetwijfeld momenten van diep geluk voordoen. Hier in Midden-Limburg is er opeens zo een moment. Ik weet zeker dat het mij voor altijd bij zal blijven. Zoals ik meer van die geluksmomenten als schakeltjes aan mijn levenssieraad met me meedraag. Ze voeden me en verbinden me met de wereld en de mensen om mij heen.

Het zal in de tweede klas van de Mariaschool zijn geweest. Sinterklaastijd. Mijn klasgenootjes en ik kleuren een kleurplaat. Sinterklaasmuziek klinkt uit het deksel van de mono kofferplatenspeler. Het is donker buiten. Het regent. Ik heb zicht op de toren van de St. Franciscuskerk. Binnenkort is het sinterklaasfeest. Mijn oma zal weer langskomen op zaterdagochtend om onze cadeautjes te bewonderen. Klein geluk.

Ik neem een slok water uit mijn bidon. Ik stap weer op en fiets verder. De weg draait rechtsaf. Ik rijd een stukje langs de Maas.

Het is herfst. Er is dichte mist. De zon poogt er doorheen te komen. Ik zit in de zesde klas van de lagere school. Wij hebben dit schooljaar twee korte herfstvakanties van 3 dagen in plaats van één volledige week. Ik heb afgesproken met mijn schoolvriendjes. Met een bal onder de arm lopen we van de Broeckerstraat naar het schoolpleintje aan de Nieuwstraat. We voetballen 3 dagen lang. Onafgebroken. We gaan er volledig in op. Groter geluk bestaat er niet.

Het is rustig op de Maas. Het is geen druk bevaren route hier. Er staat weinig wind. Ik geniet van de trapbeweging. Mijn benen doen het werk. Mijn bovenlichaam in de juiste houding. Het gaat heel lekker.

Met mijn vader en zusjes lopen we in de nachtelijke Leeuweringerstraat in het centrum van Oudewater. We zijn naar de nachtmis geweest. Kerstmis begin jaren zeventig. Het geluid van voetstappen op klinkertjes klinkt tegen de geveltjes op. Voor en achter ons allemaal gezinnen in brede rijen. Om beurten lopen we een stukje aan mijn vaders hand. Je hand in de zijne. De sfeer van dat moment. De verbondenheid. Ik draag het met me mee.

Voor mij rijdt een trekker. Erachter een aanhanger met stro. De aanhanger raakt bomen. Stro dwarrelt om me heen. Ik hou even in en zet daarna weer aan.

Het is de laatste dag van onze gezinsfietsvakantie. We hebben eilanden gehopt. We zijn op de vijf Waddeneilanden geweest. Twee kleine koepeltentjes achterop. Mijn dochter heeft een vrolijk lied geleerd op de bassischool over een captain die over de boordradio de passagiers toespreekt over welke delen van het vliegtuig er inmiddels al zijn uitgevallen door brand, maar hij heeft gelukkig ook nog een goed bericht: "want ze hebben heel goed zicht" ;-). We zingen uit volle borst als we de stad Groningen naderen. Daar zullen we op de trein naar huis stappen. Mijn jongste zoontje, een vrolijke blonde kleuter, trapt moedig mee op de rode aanhaakfiets achter mij. Een onvergetelijk geluksmoment.

Uit tegenovergestelde richting komt een wielrenner aangereden. Ik zie hem al van ver aankomen. Zijn witte helm schittert in de zon. Ik passeer opeens opvallend veel vaders die buggy’s voortduwen. Och ja, het is vrijdag. Pappadag natuurlijk!? Ook Limburg ging mee met maatschappelijke veranderingen.

De zomervakantie is begonnen. Ik ga in de eerste week van de vakantie nog even terug naar school om wat karweitjes af te maken. Met een kop koffie ga ik aan één van de onlangs geplaatste picknicktafels naast de wilgentunnel zitten. Vogels bezoeken de pas aangelegde tuintjes of scharrelen op het boomschorspaadje. Ali, de conciërge, heeft de nieuwe beplanting nog een keer flink wat water gegeven zie ik. De lokalen zijn nu leeg. Het schooljaar zit erop. Een lekkere lange vakantie ligt voor me. Ik kijk tevreden terug op het afgelopen schooljaar. De ouders en kinderen werden op de laatste dag via een rode loper uitgeleide gedaan door ons. Nu is het stil op Kanaleneiland. Veel gezinnen zijn naar Marokko of Turkije gegaan om hun familie te zien. Ik moet geluk hebben uitgestraald. Ik deed werk dat mij zéér lag. Het was míjn school. Ik voelde me er volledig in mijn element.

Mensen worden gedreven door het zoeken naar voldoening. Naar zingeving. Soms maak je het moment mee. Het moment van groot geluk. Dan weet je: “hier doe ik het nou voor”.

Afgelopen maandagavond was Sjoukje Hooymaayer te gast bij Jeroen Pauw. We kennen haar vooral als huisarts Van der Ploeg uit de tv-serie ‘Zeg ‘ns Aaa’. Ze lijdt aan ongeneeslijke kanker. Sjoukje  vertelt waarom acteren op het toneel haar veel meer voldoening gaf dan acteren voor de camera. Ze vertelt hoe de zaal haar ademhaling overneemt. Hoe ze het publiek te pakken heeft. Een man op de eerste rij roept verrukt uit: “fantastisch”. Dat was voor haar zo een geluksmoment. Dat was waarvoor ze zo graag acteerde. Het eind van haar leven is in zicht. Dit soort geluksmomenten neemt ze met zich mee. Daar deed ze het voor.

Ik nader Kessel. Ik rijd een stuk op een onverharde weg. Ik passeer akkerland met een berg gerooide suikerbieten.

Het leven lijkt maakbaar. Geluk is de norm. Als je het niet bent, doe je iets fout. Via Facebook en andere sociale media tonen we elkaar hoe goed we het hebben. Hoe groen ons gras wel niet is. Het blijkt dat de opgepimpte berichtjes anderen ontevreden en soms zelfs ongelukkig kunnen maken. Hoe kan het toch dat ons leven niet aan die norm voldoet? Nederlanders behoren tot de gelukkigste mensen op aarde. Mensen vragen zich af waarom dat niet voor hen is weggelegd?

Is het niet zo dat we het fijn vinden wanneer mensen hun kwetsbaarheid durven tonen? Zichzelf laten zien. Ook als het even niet meezit? Niet wil lukken in het leven? Dat we dat prettiger vinden dan het altijd maar horen over successen, geweldige feestjes, grote groepen supervrienden, luxe vakantiereizen, mooie huizen, dure installaties en snelle auto’s? De vraag stellen is haar beantwoorden. Succesverhalen komen ons de neus uit. Het is niet het echte leven. En dat weten we natuurlijk dondersgoed! Niemand zit te wachten op lijden, maar het is onderdeel van het leven. Maak er maar het beste van!

Foto’s