Patat met een handdoek

21 december 2017 - Rekken, Nederland

Genoeg gefietst voor vandaag. Ik verlang naar een warme douche. Iets te eten. Onderuitgezakt zitten met gestrekte benen, en een kussen in mijn rug.

Winterswijk is toch iets te ver. Ik wil ook nog wat aan de avond hebben. Glaasje wijn. Beetje schrijven. Ik heb geen overnachting besproken. Soms is het fijn om ter plekke te kunnen besluiten wat je doet. In het eerstvolgende dorp is vast wel een geschikte slaapplaats te vinden.

Rekken blijkt een uitgestorven dorp in de Achterhoek. Op een steenworp afstand van de Duitse grens. Ideaal voor rustzoekers zonder kinderen, las ik later op internet. Daar is niets van gelogen. Er is geen winkeltje te bekennen. Waar zijn de spelende kinderen? Zijn ze nog op de naschoolse opvang? Of zijn er geen jonge gezinnen hier? Dorpen lopen leeg en vergrijzen. Zal dat hier ook aan de hand zijn?

Maar er is ook geen grijsaard die in zijn tuintje voor het huis zit, met een gezellige krant. Er wordt zelfs geen hond uitgelaten. Ook missen er joggers of andere sportievelingen. Wat vreugdeloos doods.

Ik rijd door volkomen stille straten. Uitnodigende B&B bordjes in de tuin of op de gevel, ze zijn er gewoon niet.

Aan de rand van het dorp zijn enkele huizen in aanbouw. Vanuit de toekomstige woonkamer kijkt een vrouw naar buiten, terwijl twee mannen in werkkleding nog met elkaar staan na te praten. Hun werkdag zit erop.

Ik rem, zet mijn voet op de stoeprand en steek mijn hand op. Ze begrijpt mijn teken en komt naar buiten gelopen. Ze blijkt niet van hier maar zal haar man vragen of hij iets weet. Al snel sta ik met zijn telefoon in mijn hand. Ik krijg zijn ‘maat’ aan de lijn. Grappig toch, maar veel mannen hebben maten. Dat lijkt net iets anders te zijn dan vrienden. Het geeft iets meer afstand. Het is net of ze bevreesd zijn, dat het woord vriend verkeerd kan worden opgevat.

“Ik heb een bed, een tafel en een stoel”, klinkt het in joviaal Gelders dialect. “Dat is fijn zeg. Meer heb ik niet nodig. Ik ben in iets minder dan tien minuten bij u”. Ik geef de telefoon weer terug en met een hartelijk dankjewel fiets ik in de richting waar ik vandaan kom, Rekken uit.

Een pipowagen. Ik ga slapen in een pipowagen. Op het achterste campingveldje staat hij. Helemaal achteraan in de hoek onder een grote loofboom. Beddengoed is geen probleem, dat hebben ze voor me.  Zijn vrouw zal het bed gaan opmaken terwijl ik wat eet.

Aan dezelfde balie waar ik het inschrijfformulier sta in te vullen, bestellen campinggasten in badkleding, patat en frikadellen. Mijn maag rommelt, ik wil ook iets. “Hier heeft u alvast uw biertje. U kunt buiten aan een tafeltje gaan zitten. We brengen het zo bij u”.

Het metalen tafeltje wankelt. Ik draai de stoel en kan eindelijk even gaan zitten. Mijn benen strekken. Het voelt als welverdiend. Fietshandschoenen en bril gaan in de helm. Ik bekijk de plattegrond van Camping Den Borg. In het speeltuintje naast het toegangspad hangen pubers wat verveeld rond op te lage speeltoestellen - er is hier in ieder geval heel wat meer leven dan in het dorp.

Aan een ander tafeltje steken een man en vrouw in 'Onslow outfit' zwijgend een sigaret op. De rook stijgt op boven de hoofden. Als gedachtewolkjes in een vergeeld stripboek. Met doodshoofdjes, bliksemschichten en een driftig slaand hamertje op een aambeeld waar de vonken vanaf springen. Ze gunnen elkaar geen blik waardig. Hun gezichten staan op onweer.

Kijken naar anderen is leuk. Heel erg leuk. Waar zullen ze ruzie om hebben? Misschien zijn ze de caravan wel ontvlucht. Zaten ze toch teveel op elkaars lip, terwijl ze in het normale leven teveel langs elkaar heen leven. Dat schijnt regelmatig voor te komen. Misschien moeten ze nu even stoom afblazen.

De schuimkraag op mijn biertje is meer dan gehalveerd wanneer de vrouw van de campinghouder aan mijn tafeltje verschijnt. “Ik heb het bed zojuist opgemaakt”, zegt ze. “De deur heb ik open laten staan. Dan kan de warmte eruit. Het was er erg benauwd geworden. De sleutel hangt op een spijkertje naast de deur”.

Een B&B biedt natuurlijk veel meer luxe. Maar ik kan dit toch ook wel waarderen. Wat een gastvrijheid. En wat een vermaak om mij heen.

De mensen naast mij kijken nieuwsgierig op wanneer er bij mij “één patat met een handdoek” geserveerd wordt. Het lijkt weer iets van een lach op hun gezicht te toveren. In gedachten zie ik ‘patat met handdoek’ op de menukaart staan.

De opvallend gifgroene badlaken en handdoek met een strak sisaltouwtje eromheen, liggen op de stoel naast mij te wachten als een stevig ingebonden runderrollade op het paasontbijt. Fijn dat ik ze kan huren. Na het eten ga ik eerst eens lekker douchen.

Ik loop met mijn bepakte zwarte Cannondale over het veld. Een grote hond kijkt loom naar me op vanonder een degelijke luifel. Ik zie de neusgaten zich wat openen. Mijn geur is blijkbaar geen reden om in actie te komen. Zijn baas leest rustig de krant. Hier wel.

Dan zie ik ‘m staan. De lichtblauwe schaftkeet zonder wielen. Rechts in de deuropening staan grote oranje clownschoenen. Een ludiek welkom. Verder gaat iedere vergelijking met de woonwagen van Pipo de Clown en Mamaloe volledig mank.

Wie kent Pipo de Clown nog eigenlijk? Ik keek als kleuter dagelijks naar de slechts vijf minuten durende afleveringen. Net als al mijn generatiegenoten. Ik zie de woonwagen zo weer rijden.  Getrokken door een ezeltje met een strohoedje op. Nononono. Iedereen wilde zo een ezeltje hebben.

Jaren geleden alweer, was ik in het Museum van Beeld en Geluid in Hilversum. Je kon er onder andere je geboortedatum invoeren, waarna je allerlei fragmenten te zien kreeg van televisieprogramma’s uit je jeugd. Met het zien van de fragmenten was je weer even helemaal terug in de tijd. Het riep warme herinneringen op.

Op school in Utrecht had ik aardig wat leeftijdgenoten als collega. Soms hadden we een ‘weet-je-nog-wel-moment met elkaar. We genoten daarvan. Dan haalden we herinneringen op aan de televisieprogramma’s, gebruiken en gewoonten uit onze jeugd. Er waren nog niet zoveel televisiekanalen toen. Daardoor bekeken we in groten getale dezelfde series.

Als puber spiegelde je je aan je helden. Als klein kind ging je nog wat verder. Dan speelde je je helden. Dan wás je ze. Iedereen wilde Floris zijn of misschien de meer mystieke Sindala. Toen mijn kinderen klein waren, werden de afleveringen van Floris opnieuw op video uitgebracht. Geweldig om weer terug te zien. Mijn kinderen zaten paardrijdend op de bankleuning met touwtjes als teugels alsof ze Floris en Sindala zelf waren, tijdens de openingstune.

Eind jaren zestig kwamen er veel cowboyfilms en -series op televisie. Ik herinner me John Wayne en Clint Eastwood vooral. Mannen die alles onder controle leken te hebben en uiteindelijk altijd voor het goede streden en voor de zwakkeren opkwamen. Met mijn vriendjes speelde ik hen na. Ik kreeg voor mijn 5e verjaardag een cowboypak. Een broek en giletje met felrode franjes. In mijn holster een klappertjesrevolver en op mijn hoofd een zwarte vilthoed met een zilveren sheriffster op het front. De hoed was na enige tijd behoorlijk verfrommeld geraakt, naarmate deze onder andere verkleedkleren terecht was gekomen in de grote mintgroene verkleedkist. Het kon mij niet deren. Ook met een gedeukte hoed op mijn hoofd bleef ik een echte stoere cowboy die voor niemand bang was.

We slopen door poortjes. Keken voorzichtig, met één oog dicht, om de hoek van huizen en schuren. Een stoere sluwe blik opzettend. De revolver in de aanslag. We schoten op elkaar - mijn kleuterjufcollega’s konden niet begrijpen waarom ik de jongetjes uit mijn klas toestond de omgekeerde schepjes als geweer te gebruiken, ze verboden het. Als de klappertjes op waren, riepen we ‘pauw-pauw’. Dat werkte net zo goed. Als je geraakt was, liet je jezelf zo dramatisch mogelijk ter aarde storten en kreunde erbij zoals je dat in cowboyfilms gezien had. We reden paard met een soort halve huppelpas. Wij vonden het zeer geloofwaardig allemaal. Soms werd je met een lasso gevangen en moest je mee naar de gevangenis. Een buitenhok van het konijn, in de achtertuin van mijn vriendje, werd daarvoor leeggemaakt.

Speelden we nou om er iets van te leren? Heus niet. We speelden omdat er niets mooiers bestond dan dat. Je ging er volledig in op. Het heet kindergeluk. Als volwassene kun je er weleens naar terug verlangen. We zeggen niet voor niets dat we het kind in onszelf moeten bewaren. Kijk ook hoe ouderen genieten als er kinderen in hun omgeving zijn. Het maakt gelukkig. Je kunt met ze meedoen en daardoor weer zelf even kind zijn.

Er wordt beweerd dat mannen altijd een beetje kind blijven. Ik denk dat het zo is. Ik vind het prima, ik doe er naar hartenlust aan mee.

Na een stikdonkere nacht, in een overigens prima bed, hoor ik de merels zingen als ik ontwaak. Ik had mijn wekker op 6 uur gezet. Ik fiets vandaag door naar Winterswijk. Daar stopt mijn Fietserpad deel I. Van daar rijd ik door naar Arnhem, waar ik de trein pak naar Gouda CS. In de herfst stap ik opnieuw op de fiets voor deel II.

De tent voor de caravan van de buren is nog dicht. De hond mocht binnen slapen zie ik. Ik pak het hoognodige aan kleding mee en loop door het nog natte gras naar het gebouwtje met sanitair. De digitale sleutel – geen idee hoe zo een ding genoemd wordt eigenlijk - heb ik nodig om de deur te openen en de douche te laten werken. Gisteren heb ik genoten van een stevige warme douche. Waarom zou ik er niet nog een keertje onder stappen nu. Het is beter dan dat gehannes bij een wastafel.

Ik houd het blauwe sleuteltje bij de sensor en het water begint weer lekker te stromen. Ik zeep me volledig in. Heerlijk om straks te kunnen genieten van de harde straal. Ik sluit mijn ogen en voel het aangenaam warme water langs mijn lichaam stromen. Ik ontspan mijn spieren en beeld me dan in dat alles, waar ik me druk om zou kunnen maken, van me afspoelt. Maar dan is daar dat tikkende geluid van het plotseling blokkeren van de waterleiding. Shit! Meer watertegoed stond er blijkbaar niet op mijn digitale sleutel. Wat ontzettend stom van me. Gisteren heb ik heel uitgebreid staan douchen zonder me te realiseren dat het aantal minuten op de sleutel natuurlijk gelimiteerd is.

Ik pak mijn spullen en open voorzichtig de deur van de doucheruimte. Ik kijk om de hoek - mijn cowboyervaring komt me nu weer goed van pas. Zojuist hoorde ik hier nog iemand het gebouwtje betreden namelijk. Nu is er niemand meer te zien. Naakt en glibberig van de zeep, haast ik me naar één van de afsluitbare ruimten met wastafel. Zo wordt het toch nog een ontzettend gehannes aan de wastafel met koude kraan. Wat had ik trouwens graag een washandje bij me gehad! 

Foto’s