Zo gaat dat nu eenmaal!

11 september 2020 - Ouderkerk aan den IJssel, Nederland

Hij is afgelopen voetbalseizoen uitgeroepen tot beste verdediger van de Serie A en stond met FC Internazionale Milano in de finale van de Europa League. Een stoïcijnse jongen die al op tienjarige leeftijd VV Spirit verliet om te gaan voetballen in de jeugd van Feyenoord.

Ik ben in Ouderkerk aan den IJssel. Het dorp waar Stefan de Vrij geboren is. In 1992, wat ook het geboortejaar van mijn oudste zoon is. Het is van oudsher een schippersdorp. De industrie was voornamelijk gericht op de binnenvaart. Er waren meerdere scheepswerven, zeilmakerijen en touwslagerijen. Maar er stonden hier vroeger ook nog zes steenovens. Van IJssel-klei werden de bekende gele baksteentjes gebakken. Het is allemaal geschiedenis. Rond het dorp is veeteelt nu al decennialang belangrijk.

Ook hier werd de Rooms Katholieke kerk ingenomen met de beeldenstorm tijdens de Reformatie. Nu staan er een Hervormde Kerk, een Hersteld Hervormde kerk – die zich in 2004 afsplitste – en een Gereformeerde kerk. De sfeer in het dorp wordt nog steeds door het Protestantisme bepaald. Het is merkbaar. Van enige frivoliteit is hier geen sprake. Ik zie het in ieder geval niet deze ochtend.

Stefan de Vrij is in deze sfeer opgegroeid. De overgang naar de grote stad moet groot geweest zijn voor hem. Maar omdat hij al op tienjarige leeftijd naar Rotterdam ging. En hij vanaf zijn twaalfde op een vrij afgeschermde Topsport Talentschool terecht kwam. Waar zijn leven voornamelijk om voetbal draaide. En waar het onderwijs werd afgestemd op die dagelijkse voetbalactiviteiten en trainingen. Blijkt er nauwelijks sprake te zijn geweest van aanpassingsproblemen. Zijn nuchtere en stoïcijnse karakter zullen daarop ook van invloed zijn geweest. Het geloof is voor hem geleidelijk wat naar de achtergrond verschoven vermoed ik. Heel anders is dat voor mensen die ermee proberen te breken. Zij leveren een grote innerlijke strijd.

Ouderkerk heeft een oude dorpskern waarin weinig activiteit te zien is. Ik zoek een gezellig bakkerswinkeltje maar vind die niet. Ik wil een verse gevulde koek kopen. Dan zal ik naar de supermarkt in het winkelcentrum moeten, wordt mij verteld. Dat trekt me helemaal niet. Ik hou het wel bij de graanbiscuits die ik bij de Lidl in Gouda kocht vanmorgen vroeg.

Ik besef dat ik in een dorp als dit niet zou kunnen en willen aarden. De hele Krimpenerwaard heeft een sterk protestantse maar vooral reformatorische sfeer. Die past mij niet. Haastrecht en Schoonhoven doen dat wel. Ik voel me zeer thuis in mijn dorp dat opgenomen is in de omliggende polder. En zijn oorsprong heeft op de plek waar de Hollandse IJssel en veenriviertje de Vlist samenkomen. Een plek waar van oudsher veel activiteit was. En nog.

De tijden zijn veranderd. Waar vroeger nog veel gewerkt werd op en rond het water overheerst nu het toerisme. De brug over de IJssel gaat misschien nog eenmaal per week open voor beroepsvaart. ‘De Samenwerking’ is nog de enige 'industrie' aan het water. Nu staan we meerdere keren per dag bij de brug te wachten als er pleziervaartuigen passeren. Terrassen zitten vol met mensen die fietsend, wandelend en sportend van de omgeving genieten. Dagjesmensen die er hun vrije tijd besteden.

Het is allemaal heel geleidelijk gegaan. Ik herinner me nog dat mevrouw Faaij-Merkestein mij bij de openstaande brug vertelde dat ze opgegroeid was langs de Hollandse IJssel even buiten het dorp. Hoe ze zich nog het zwoegende geluid van passerende vrachtschepen herinnerde. Ze lagen te schudden in hun bedjes als kind.

Bij geleidelijke veranderingen passen we ons vanzelf aan de veranderende omstandigheden aan. Kinderen van nu kunnen zich helemaal geen voorstelling meer maken van de intensieve beroepsvaart. Zij groeien op met de huidige omstandigheden. En zo ging dat met de generaties voor hen precies zo. Heel anders is het bij plotselinge veranderingen. Veranderingen die ons rustig voortkabbelende leven volledig op zijn kop kunnen zetten. Dan kost aanpassing aan de nieuwe situatie veel meer inspanning. Dan gaat het niet vanzelf.

Een mens is heel veerkrachtig en zal zich na enige tijd aan een veranderde situatie aanpassen. Er ontstaat weer (nieuw) evenwicht. De ernst van een gebeurtenis bepaalt de tijd die nodig is om weer goed te kunnen functioneren en verder te leven.

Onlangs overleed mijn tante. Al op jonge leeftijd kreeg zij ernstige reuma. Ik herinner me haar als de moedige sterke vrouw die ondanks alle tegenslag oprechte aandacht en belangstelling had voor anderen en hen met vriendelijkheid en een gulle lach tegemoet trad. Als ik haar ergens in de polders rond Oudewater tegenkwam met haar scootmobiel dan trof mij altijd haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid ondanks de fysieke beperkingen (voor haar verzorging was ze volledig afhankelijk van anderen geworden). Ze is een voorbeeld voor me in hoe zij haar leven vormgaf naar de mogelijkheden in plaats van de onmogelijkheden. Maar reken maar dat zij heeft moeten knokken om zich deze levenshouding eigen te maken. Dat heeft tijd gekost en is heel geleidelijk gegaan. Niet iedereen zou daartoe in staat zijn geweest. Sommige mensen raken al in paniek bij veel kleinere tegenslagen.

Henk Lubberding was afgelopen week te gast bij het programma ‘De Avondetappe’ waarin steeds de tourwedstrijd van de dag wordt besproken. Hij zei: “het is niet zo moeilijk om plannen te maken. Ik ben hier op de boerderij ‘groot gegroeid’ en we hadden altijd plannen. Maar we waren afhankelijk, vooral als agrariër, van het weer. En dat moet je aanvoelen. Daar moet je op inspelen. En we hebben een plan voor veertien dagen. En in die veertien dagen moet dat allemaal gebeuren maar je bent afhankelijk van dit, en dán moet er een koe kalveren. Of een koe wordt ziek. Potverdorie, niet in paniek raken! Hándelen en dan weer bijstellen.”

Het leven bestaat uit vallen en weer opstaan. Steeds weer. Het lijkt of sommige mensen meer tegenslag te verwerken krijgen dan anderen. Het is de kunst ermee om te leren gaan. Er een weg in te vinden. Waarom kan de ene mens wel verder leven na een traumatische gebeurtenis en lukt het een ander nauwelijks.

Etty Hillesum was 26 toen de oorlog begon. Minder dan een jaar later begon ze een dagboek te schrijven. Aanvankelijk schreef ze innerlijke spanningen binnen haar familie van zich af. Maar naarmate de oorlog vorderde en het haar als jonge Joodse vrouw duidelijk werd dat de nazi’s uit waren op de vernietiging van de Joden, begon ze over heel andere onderwerpen te schrijven. Ze schreef over haar liefde voor mensen en voor het leven ondanks de verschrikkingen. In de inleiding van het boek staat een citaat van haar: “Ik zou lang willen leven, om later alles tóch nog eens te kunnen uitleggen en als me dat niet vergund is, welnu, dan zal een ander het doen en dan zal een ander mijn leven verder leven, daar waar het mijne is afgebroken en daarom moet ik het zo goed en zo volledig en zo overtuigd mogelijk leven tot de laatste ademtocht, zodat diegene, die na mij komt niet helemaal opnieuw hoeft te beginnen en het niet meer zo moeilijk heeft. Is dat ook niet iets doen voor het nageslacht?”

Ze kwam meer en meer tot de conclusie dat ze zich niet wilde afsluiten voor de verschrikkingen om haar heen. Ze dook bewust niet onder en koos ervoor om als maatschappelijk werkster naar kamp Westerbork te gaan waar zij probeerde anderen zoveel mogelijk tot steun te zijn. Eind 1943 kwam ze om in Auschwitz-Birkenau, 29 jaar oud.

Sinan Can is een (Turks) Nederlandse onderzoeksjournalist die documentaires maakte over de oorlog in Afghanistan, Syrië en de terroristen van IS. Hij portretteerde de ellende van kinderen van jihadgangers in ‘De verloren kinderen van het kalifaat’. Hij heeft zich verdiept in de achtergrond en de geschiedenis van de dictaturen in de Midden-Oosten regio. Hij laat zien wat het betekent om te moeten leven met de angst en repressie die een dictatuur met zich meebrengt. Het maakt dat hij ‘door de wol geverfd is’ als het om de dood gaat.

Afgelopen dinsdagavond was hij te gast in het programma ‘De Geknipte Gast’. Daarin vertelt hij: “In een heel kort tijdsbestek zijn ontzettend veel dierbaren achter elkaar overleden. Een van hen was mijn neef en beste vriend. Na zijn overlijden had ik het gevoel dat ik in een soort duisternis leefde. Het gevoel dat niks meer zin heeft. En niks heeft meer kleurtonen in het leven. Ik genoot nergens meer van. Ook niet van de kleine dingen. Ook van succesjes niet meer. Het gevoel dat onze paden zich nooit meer gaan kruisen. Want misschien is er wel helemaal geen hiernamaals. Het zou kunnen betekenen dat dit het is.” Met de interviewer komt hij tot de conclusie dat afgestompt raken en nergens meer zin in hebben eigenlijk een soort depressie is.

Ondanks alle ervaring met de oorlogsverschrikkingen is ook Sinans leven ontregeld door het verlies van dierbaren en rouwt hij. Het heeft tijd nodig om deze door te werken. Hij zegt in het interview ook nog: “vroeger was alles beter, want vroeger was de dood er namelijk nog niet.”

De dood van dierbaren vormt een scheidslijn tussen het leven dat er was voor de dood haar intrede deed, en het leven erna. Wanneer de dood eenmaal je leven is binnengekomen, zul je met dat verlies moeten leren leven. Je zult je moeten leren aanpassen aan een leven waarin het gemis en de pijn van het verlies aanwezig blijven. Gelukkig beschikken we over het aanpassingsvermogen om te kunnen leren leven met deze nieuwe werkelijkheid. Manu Keirse (rouwdeskundige) spreekt niet langer van rouwverwerking. We kunnen we het verlies hoogstens overleven zegt hij.

Flo, de Heidewachtel van onze dochter, ging mee naar Denemarken om de dertigste verjaardag van zijn baasje te vieren. Hij sliep in het appartement bij haar. Samen met het Deense hondje Anton (spreek uit als énten). Hij speelde met de andere honden op het erf van Stutteri Bakkeholm. Tussen IJslanders. ‘s Avonds vermaakte hij zich op het strand en in de rustige branding van de Oostzee bij de ondergaande zon.

De heen- en terugreis, het gemis van zijn baas en zijn speelkameraadje(s) zorgden ervoor dat hij helemaal van slag was bij thuiskomst. Hij at nog maar nauwelijks, liep rusteloos achter ons aan, blafte om van alles en nog wat en jankte bij het minste of geringste en als hij achter in de auto moest om te gaan worden uitgelaten. Die situatie duurde een week. Wat wij ook probeerden om hem weer op zijn gemak te stellen. Niets hielp. Hij had die tijd gewoon nodig om zijn vertrouwde hondenleven weer langzaam terug te kunnen vinden. En die nam hij ook zonder dat te beseffen. Want zo werkt dat gewoon!

Ik fiets het dorp uit aan de zuidkant en volg de stroom van de Hollandse IJssel richting Krimpen. Nog steeds tegen de wind in. ‘Het leven gaat gewoon door’. En wij vinden ‘onze draai’ wel weer. Vertrouw daar maar op. Want zo gaat dat nu eenmaal!