Leegte

3 september 2020 - Ouderkerk aan den IJssel, Nederland

Na Lageweg kom je in een stuk niemandsland tot aan Ouderkerk aan den IJssel. Geen woonkernen meer. Geen clubhuizen en verenigingen. Geen in het oog springende bebouwing of natuurschoon. Er is hier niets wat de bijzondere aandacht trekt. Er is 5 kilometer leegte. De wínd heeft er vrij spel en houdt me zoet.

Aan de overkant van het water overheerst eentonig aangelegd groen. Hitland. Een park tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Capelle aan den IJssel. Zelf geeft men er nogal hoog van op. Op de website wordt het gebied omschreven als ‘unieke natuur’. Het spreekt niet tot míjn verbeelding. Ik ben blij dat ik er langs kan trekken. Dat ik door mag rijden.

Mijn verhalen laat ik ontstaan door wat de omgeving toont en in mij oproept. Op de Hollandse IJssel is het rustig. Ik zie geen scheepvaart. De harde wind brengt het water in baldadige beweging. Ze maakt kleine golfjes met wit guitige schuimkoppies. De rivier stroomt strak onderaan de dijk. Er zijn geen uiterwaarden. Een degelijke standaard metalen vangrail moet voorkomen dat er onverhoopt iemand te water raakt. Het doorgaande verkeer vanaf Gouderak heeft zich er weer bijgevoegd op de dijk. Auto’s razen met behoorlijke snelheid langs me heen. IJsseldijk Noord is vooral functioneel. Bepaald geen toeristische route.

Het is niet aantrekkelijk om over leegheid te schrijven. Liever zie ik iets van betekenis. Maar leegte is ook rúimte. Ruimte waarin iets (nieuws) kan ontstaan.

Op de afscheidsbijeenkomst in de aula van de IJsselhof bracht ik een ode aan mijn moeder. Ik vertelde hoe bijzonder het was dat zij als jonge vrouw een goed betaalde baan had en daarmee een eigen inkomen ontving. Ze kon daardoor ook geld besteden aan mooie kleding en uiterlijke verzorging. Dat was begin jaren vijftig maar weinigen gegeven. Jonge meisjes in de omgeving keken tegen haar op en wilden ook zijn als ‘Jokie Konings’. Mijn moeder had een baan met pensioenvoorziening. Dat bood zekerheid. Maar het werk kon haar niet boeien. De materialistische oppervlakkigheid evenmin. Ze ervoer leegheid. Ze worstelde daarmee.

Toen ze kinderen kreeg, ontdekte ze opeens haar ‘vervulling’. Als liefdevolle moeder vond ze haar betekenis. Ze creëerde voor haar kinderen een gezellig en warm thuis. Dat was oprecht haar grootste geluk. En gaf haar voldoening. Mijn moeder was tevreden met ‘het kleine geluk’. Zelfs op haar sterfbed genoot ze nog zichtbaar van de enkele slok koffie die ze nog met ons mee kon drinken als we haar het in koffie gedrenkte sponsje tussen de lippen hielden. Terugkijkend op haar leven zei ze me: “ik heb mijn best gedaan”. Ze bedoelde daarmee dat ze het zo goed mogelijk heeft proberen te doen. En ze had daar merkbaar vrede mee. Zonder dat ze het in die woorden uitsprak, voelde ik aan dat ze vooral ‘tevreden’ was. Ze had de leegte van het bestaan immers een goede invulling gegeven. Ze aanvaardde haar naderende levenseinde en zei me ook: “eigenlijk ben ik wel nieuwsgierig naar wat er gaat komen. Ik heb dat natuurlijk nooit eerder meegemaakt”. Ja, haar laatste weken hebben een enorme indruk op me gemaakt.

Johannes Witteveen was in zijn werkzame leven oud minister van financiën en voorzitter van het IMF. Op 93-jarige leeftijd gaf hij nog een prachtig interview weg voor het programma De Verwondering. Daarin sprak hij ook over het overlijden van zijn zoon, diens vrouw en hun dochter die een jaar voor het interview waren omgekomen bij de MH17 ramp. Hij vertelde dat hij hen natuurlijk zeer miste maar dat door hun overlijden de essentie van wie ze ‘zijn’ voor hem nog veel duidelijker naar voren kwam. Niet gehinderd door de dagelijkse beslommeringen en het heel gewoon zijn van hun aanwezigheid bij leven – want dan sta je daar namelijk helemaal niet zo bij stil. Eén dag voor zijn overlijden werd in de Volkskrant het laatste interview met Witteveen gepubliceerd. Hierin gaf hij zijn persoonlijke visie op 'de zin van het leven', hierbij verwijzend naar het Soefisme dat naar eigen zeggen een levenslange bron van inspiratie voor hem is geweest.

We willen geen leegte ervaren. We zoeken naar betekenis in ons bestaan. Ik las onlangs in de krant over een vuilnisman die vond dat hij de prachtigste baan had die er bestond. Het geweldige buitenleven. De relatieve vrijheid. Het vrijblijvende contact met mensen in de straat. Orde en netheid aanbrengen in de wijken door het afval op te halen. De kennis die hij bezat over afvalverwerking gaf hem enig aanzien. Het werk paste hem bijzonder goed. Hij was een echte levensgenieter.

Brugwachter Van de Heuvel droeg zijn uniform met trots. Hij straalde dat uit vanonder zijn grote pet. Zijn werk had betekenis. Hij woonde schuin tegenover de ophaalbrug in Oudewater. Aan de Oost IJsselkade. Maar zijn werkplek was naast de brug in zijn eigen brugwachtershuisje. De brug moest heel vaak worden opgehaald. Het hele jaar door. Dat ging aanvankelijk met de hand. De vele beroepsschippers die passeerden, kenden hem. Er voeren nog veel vrachtschepen Oudewater in en uit. Naar en van bedrijven als Brinkers en Six. Ook bij de machinefabriek werd aangemeerd.

Ik heb ruim zes jaar als postbezorger gewerkt in mijn dorp. Natuurlijk was het mijn hoofdtaak om post te bestellen. En was ik voldaan en tevreden als de tassen weer helemaal leeg waren. En genoot ik van het lopen op dagen met stralend weer. Waardeerde ik de drukke en gezellige kerstperiode het allermeest. Vooral als we elkaar als postbezorgers even troffen bij het afhaalpunt, onze posttassen hadden bevestigd op fiets of ‘postboy’ en vervolgens ieder onze eigen wijk ingingen. Dan ervoer ik saamhorigheid.

Maar de belangrijkste betekenis ontleende ik aan het aanwezig zijn in de straat voor mensen die ‘thuis’ waren. Waar de bakker, groente- en melkboer namelijk al sinds jaren een lege plek hebben achtergelaten. Een kort spontaan praatje, een vriendelijke groet. Ik maakte een oude weduwman blij – die wekelijks de tuin onderhield bij het kerkje aan de Liezeweg – met postelastieken die hij gebruikte om zijn te wijd geworden boord van zijn schipperstrui wat strakker te doen lijken. Zijn vrouw kon dit niet meer voor hem innemen. En ik bewonderde de nieuw aangelegde tuin van een alleenstaande oude mevrouw in de Spechtstraat toen ze me vroeg even te komen kijken. Ik stak mijn hand op als ik het tuinpad opliep van mensen die aan huis gekluisterd waren – en dat waren niet alleen maar ouderen. Daarmee hoopte ik hen een beetje op te vrolijken en het gevoel te geven dat ze gezien werden. Zo deed ik dat ook naar de mevrouw in de rolstoel. Ze zat op haar kleine kamertje of buiten voor de hoofdingang van verzorgingshuis De Liezeborgh. Ze was spastisch en volledig afhankelijk van anderen. Zodra ze mij zag aankomen, schoot haar arm al in de lucht, bewoog haar hele lichaam mee – inclusief de rolstoel – en verscheen er een prachtig(e) lach(spasme) op haar gezicht. Onze dagelijkse ontmoeting was voor ons beiden steeds een blij moment.

Mijn zus werkt in een verzorgingshuis in Gouda. Heel veel ouderen zitten urenlang alleen op hun kamer. Ze vindt het vooral fijn om er heel even te kunnen zijn voor deze mensen. Een kort praatje of heel even luisteren, een kleine aanraking – laat corona alsjeblieft niet iets blijvends zijn – en een glimlach of een aandachtig gebaar. Het zijn deze kleine dingen die eigenlijk van de grootste betekenis zijn in haar werk. Maar helaas krijgen medewerkers in de zorg nog steeds te weinig tijd hiervoor door de vele bezuinigingen.

In de vierdelige serie Thuis op Zuid dompelen Adelheid Roosen en Hugo Borst zich onder in de Afrikaanderbuurt, een zeer diverse volkswijk in Rotterdam-Zuid met veel ouderen. Na de coronatijd is de aandacht voor ouderen in de zorg weer terug bij af stellen zij. Ik hoop dat hun aandacht voor dit probleem blijvende serieuze belangstelling gaat krijgen van de politiek.

Ik ruik hout. Ik passeer in een bocht de grote gebouwen van Heuvelman Hout. Ik denk terug aan zaterdagochtenden waarop mijn vader aan het klussen was in en om het huis. Als jongetje ging ik graag mee naar de doe-het-zelf zaak van Sturkenboom in de Leeuweringerstraat. Meneer Sturkenboom was een vriendelijke wat verlegen man met een kalend hoofd. Hij had meestal een timmermanspotlood achter zijn oor en een lange stofjas aan. Als er hout verzaagd moest worden, liep hij voor ons uit naar de zaagtafel. Ik keek graag naar de zorgvuldige handelingen die hij daar uitvoerde en snoof de geur van het nieuwe hout als vanzelf op.

Maar bij het ruiken van hout denk ik ook altijd aan mijn schoonvader. Hij was timmerman. Hij vond het geweldig om met hout te werken. Hij leverde graag goede kwaliteit. Ik hoor hem weer fluitend met een klus bezig zijn. Dan was hij een heel tevreden man. Zelfs tot in de laatste weken van zijn leven gaf dit hem veel voldoening. Ondanks de asbestkanker, die hem belemmerde in de ademhaling en pijn veroorzaakte, wilde hij toch nog even naar de zolderkamer van zijn kleinzoon gaan om aan te geven hoe hij het best een plankje aan de muur kon bevestigen voor de beamer.

Mijn schoonvader wist iets meer dan twee maanden voor zijn overlijden dat de asbestkanker niet te behandelen was. Van dichtbij maakten we mee dat hij de levenstijd die hem restte voornamelijk invulde met de alledaagse bezigheden. Zoals hij altijd had gedaan. Zolang het kon. Dat gaf niet alleen houvast en inhoud aan zijn dagen, maar maakte ook duidelijk dat die dingen uiterst betekenisvol voor hem waren. Hij zei: “ik kan toch niet op de bank gaan zitten wachten, laat ik maar heel gewoon doorleven zolang het kan, dat lijkt me het beste”. Op de laatste avond voor zijn overlijden was ik bij hem. We keken samen naar zijn lievelingsprogramma op tv. Hij zette een kop koffie voor ons. Daarna schakelde hij nog naar een programma dat ik graag zag en vroeg hij of ik er een biertje bij wilde. Hij kon zelf geen pilsje meer nemen. Ik dronk dat laatste biertje vooral om hem die heel gewone gezelligheid ervan nog te kunnen geven. Ik leefde de laatste ‘gewone’ avond zo gewoon mogelijk met hem mee. We wisten niet dat het ‘de laatste’ was. En dat was goed. Inwendig deed het natuurlijk veel met me maar dat hield ik voor mezelf. Daar waren ook helemaal geen woorden voor nodig. Het bleek achteraf een bijzondere avond met indrukwekkend veel betekenis.

Ik trap nog steeds tegen de wind in en zie de contouren van Ouderkerk aan den IJssel verschijnen. Wat had ik graag nog een keer bij mijn mams op de koffie gegaan op vrijdagochtend. Zo een gewone vanzelfsprekende vrijdagochtend. Ze genoot van de (geschreven) verhalen en we bespraken graag ‘het leven’ met elkaar. Ik voel de leegte die zij achterlaat. Dat blijft. Ik mis haar.