Stapelbed

25 april 2019 - Venlo, Nederland

Aan een klein tafeltje dat tegen de muur staat. Links aan het voeteneind van het stapelbed. Eet ik de gefrituurde snacks. Ik kijk op een eenvoudige lege kledingkast. Aan de muren hangen afbeeldingen die me niet bij gaan blijven. Naast de deur een kleine wastafel. Een spiegel erboven. De zolderkamer is sober ingericht. Er is niets dat afleiding biedt. Ik moet het met mezelf doen. Uit mezelf halen. Voor introverte mensen als ik is dat niet zo moeilijk.

Ik hoor geluiden van buiten en van de overloop. Een man en vrouw gaan de badkamer in die grenst aan mijn kamer. De vrouw voert het woord. De man luistert. De douche gaat aan. De opgetogen vrouwenstem klinkt onafgebroken. Heel af en toe een mompelende basstem van de man. Het is blijkbaar net genoeg om de vrouw niet te onderbreken en haar het gevoel te geven dat er geluisterd wordt. Het moedigt haar in ieder geval aan om door te blijven praten. Een goede luistertechniek 😉. Ik kan niet verstaan wat ze zegt. Beter. Op deze manier behoud ik mijn privacy nog enigszins.

Het kamertje roept geen inspiratie in me op. Soberheid. Eenvoud. Minimalisme. Door het stapelbed toont het kamertje ook nog vol. Naast het bed blijven zitten vind ik niks. Het is warm. Het kantelraam staat helemaal open. Het schept wat frisse Limburgse winterkou naar binnen. Er wordt vorst verwacht vannacht.

Ik ga niet op het bovenste bed zitten. Wil geen kou vatten. Ik zet de kussens van het onderste bed rechtop en ga er onderuit gezakt tegenaan zitten. Ik nestel me. Eerst maar even de praktische zaken. Ik pak de foto’s erbij die mijn zoon mij appte met de knooppuntenkaartjes die ik had ingevuld. In mijn haast was ik die vergeten. Ik houd de knooppunten achter de hand. De ervaring heeft mij geleerd dat ik niet blind kan vertrouwen op de bordjes van de LF-route. Er zijn altijd wel enkele bordjes onvindbaar. Via de knooppunten kan ik mij dan oriënteren. Ik schrijf de nummers over op het kartonnetje waarop het broodje kroket lag.

Ik raak met mijn hoofd het bedspiraal boven mijn hoofd. Ik herinner me opeens weer hoe ik er als kind regelmatig met mijn nog volle hoofdhaar in verstrikt raakte. Dat deed pijn. Het zal me nu niet overkomen.

Ik open het flesje wijn en schenk het koffiekopje voor de eerste keer vol. In mijn notitieboekje maak ik wat korte aantekeningen.

Wij hadden twee stapelbedden thuis. Een groen en een zwart. Ik sliep samen met mijn anderhalf jaar jongere zusje op het groene, totdat ik mijn eigen jongenskamertje kreeg - als enige jongen in een meidengezin had ik dat voordeel. Ik sliep boven. Mijn zusje beneden.

Op een andere slaapkamer stond het zwarte stapelbed. Daar sliepen mijn ‘grote zussen’. Ik zie kat Minet weer bovenop het geblokte wollen deken liggen. Ik zie het kleurige koord van wollen draden die ze in elkaar gevlochten hadden. Het was onder het bovenste bed gehangen, aan de muurkant, van hoofd- naar voeteneind. Er waren sleutelhangers aan bevestigd die je kon sparen bij de boodschappen: een potje Calvé pindakaas, een mini zakje van Duyvis pinda’s, het groene doosje waspoeder Dreft, Hagelslag van De Ruyter, Beschuit van Bolletje, een flesje Gazeuse limonade en Flipje uit Tiel.

We slaan van alles op in ons geheugen. Geuren, beelden, geluiden, melodieën, ervaringen, kennis, taal. Het is belangrijk dat dit ordelijk gebeurt. Dan kun je het goed terugvinden en gebruiken als je het nodig hebt. Taal helpt daarbij. Kinderen die taalarm opgroeien, kunnen ervaringen moeilijker opslaan en ordenen. Taalzwakke kinderen blijven dat probleem houden. Het begrip van de wereld wordt erdoor gehinderd. Wanneer je in de eigen taal een goede ontwikkeling doormaakt, biedt dit een structuur waarin je nieuwe woordenschat betrekkelijk eenvoudig kunt eigen maken. Je hoeft slechts nieuwe woorden te leren voor wat je al kent. Tot ons elfde jaar zijn wij er heel ontvankelijk voor. Talen die je op die leeftijd leert, schijn je redelijk vloeiend te blijven beheersen.

Wij lagen met elkaar op een slaapkamer. Met ons grote gezin was er geen ruimte om ieder kind een eigen kamer te geven. We waren het gewoon en vonden het bovendien gezellig. Vaak lagen we nog lang met elkaar te praten of plezier te maken. Wanneer onze vader de trap op kwam lopen, kregen we te horen dat we stil moesten zijn en direct moesten gaan slapen. Zodra we hoorden dat hij weer naar beneden ging, maakten we het gesprek op een wat lager volume af.

Ik genoot ervan om mijn zusje af en toe bang te maken met spannende verzinsels over enge monsters. In de duisternis werden ze levensecht. Soms ging ik er zelf ook in geloven en kroop ik net als mijn zusje diep onder de dekens.

Wonderlijk hoe het woord stapelbed een heel netwerk aan opgeslagen herinneringen opent. Ik was me helemaal niet bewust hiervan, totdat ik geconfronteerd word met dit grijze stapelbed op dit zolderkamertje. Zittend op het bed, komen steeds meer herinneringen naar boven.

Als je op het onderste bed lag, kon je degene die boven je sliep met je voeten omhoog duwen. Hoe harder hoe leuker. Onze ouders vonden dat natuurlijk geen goed idee. We werden zeer inventief in het bedenken van spelletjes. Nog niet vermaakt werden wij, door allerlei ‘devices’.

Door het raampje boven de deur zag je hoe de vlizotrap naar zolder werd uitgeschoven. Ik zie mijn vader zo weer de trap op en af gaan. Van beneden hoorde ik het geluid van potten en pannen uit de keuken klinken. De afwas werd met de hand gedaan. Dat soort geluiden was heerlijk om te horen. Het gaf een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Je kent het vast. Je viel dan lekker in slaap.

We slaan taal niet op als losse woorden. Het woord stapelbed is veel meer dan het woord alleen. Losse woorden zijn nauwelijks te onthouden. In een netwerk van verbanden en ervaringen gaat dit veel beter. Voordat nieuwe woorden aangeleerd worden, is het belangrijk dat bestaande kennis geactiveerd wordt. Vaak gaat dit vanzelf. Op school wordt dit bewust gedaan. De woordenschat wordt uitgebreid door aan te sluiten bij al aanwezige kennis maar ook door nieuwe woorden in een netwerk van woorden - in verband tot elkaar - aan te bieden.

Op het muurtje naast de lichtknop hing een prikbord. Van zachtboard. Aan een stuk groen waslijndraad opgehangen. Wanneer ik op mijn knieën ging zitten en over de rand van mijn bed boog, kon ik het prikbord schuin trekken. Met de achterste punt ervan kon ik precies tegen het lichtknopje duwen. Zo kon ik het licht uitdoen zonder mijn bed uit te komen. Ik was er heel bedreven in. Maar toen ik een keer teveel op het prikbord leunde, trok het koord zich door het zachtboard heen. Ik tuimelde voorover naar beneden. Een harde klap alarmeerde de rest van het gezin. Ik heb er denk ik niets aan overgehouden. Maar mijn kinderen zullen dit wel in twijfel trekken 😉.

Wanneer kinderen filmpjes kijken, nemen ze ook taal tot zich. Maar omdat het tempo van de film hoog ligt, is er minder tijd om bestaande netwerken te activeren. Er is nauwelijks tijd voor eigen gedachten. Het lezen van een boek geeft deze gelegenheid wel, het gaat in het eigen tempo. Taal leren door te lezen wordt onderschat door veel ouders. Kinderen vinden boeken saai wordt er dan gezegd.

Ik neem elke week een prentenboek mee naar school. Niet alle kleutertjes waren daar direct enthousiast over. Sommigen vroegen me zelfs wanneer het nou afgelopen zou zijn. Ik heb aan ontzettend veel kleutertjes inclusief mijn eigen kinderen voorgelezen. Ik weet dat ik het heel meeslepend doe. Dus ik hield vol. Na enkele weken gingen de kinderen mij vragen om alsjeblieft voor te lezen. Op allerlei momenten van de dag refereren de kleuters aan elementen uit de verhalen die zijn voorgelezen.

Afgelopen herfst was ik in de Goudse Openbare Bibliotheek. Aan een tafeltje bij ‘Kruim’ zaten een opa en oma met hun kleinzoontje. Opa las een prentenboek met het jongetje. Op een heel  beeldende manier. Toen het uit was, sprong het ventje van zijn stoel, pakte het boek en rende enthousiast terug naar de prentenboekenhoek terwijl hij: “nog een boek voorlezen opa”, riep. Kinderen vinden voorlezen echt niet saai.

Het stapelbed voert mij ook terug naar de schoolverlatingsdagen in klas zes. Wij gingen naar Steensel. We mochten zelf groepen vormen. Elke groep koos een leider en kreeg een eigen kamer. In de kamers stonden natuurlijk stapelbedden. Ik kon het goed vinden met de meeste klasgenoten en had veel vriendjes. Ik heb daardoor louter fijne herinneringen aan de dagen in Steensel. Ik herinner me het eten met elkaar aan lange tafels, de avontuurlijke bosspelen, het oneindige voetballen op het trapveldje voor het groepsgebouw - we kregen er maar geen genoeg van - en de keer dat we met eigen geld inkopen mochten doen in het dorp. Via het bos liepen we er naartoe.

Ik had ook klasgenoten die minder goed in de groep lagen. Dat betrof vooral een aantal meisjes. Voor hen moeten deze dagen moeilijk zijn geweest. Jaren later trof ik een oud klasgenote. Ik vroeg haar hoe zij de lagere school beleefd had. “Het was een verschrikkelijke tijd”, zei ze. “De leerkrachten gaven mij niet de steun en de bescherming die ik zo nodig had. Ze hadden niet door hoezeer ik leed.” Ik heb het me toen ook niet gerealiseerd. Zeer beschamend.

Na de tweede klas van de middelbare school besloot ik mee te gaan op kamp in de zomervakantie. Als afsluiting van een bijzonder fijn schooljaar. Leerlingen van de laagste twee klassen van het Sint Antoniuscollege konden zich ervoor opgeven.

We gingen met elkaar op de fiets naar Hoenderloo. Alle leerlingen werden verdeeld over verschillende gebouwen. Jongens en meisjes apart. Ik koos ervoor om niet bij mijn klasgenoten maar op de kamer bij mijn vrienden uit Oudewater te gaan liggen. We sliepen natuurlijk op stapelbedden. Hadden veel plezier. Ik herinner me de leuke gesprekken tot na middernacht. In de ochtend stonden we weer vroeg op om te gaan tafeltennissen in de kantine. Uit de radio klonk ‘No Women no Cry’. Ook dat is opgeslagen.

Op een avond slopen we naar het gebouw van de meisjes. Zij vonden het net zo spannend als wij. Er werden stapelbedden tegen elkaar aangeschoven. We kropen tussen de meisjes in. Het was zeer onschuldig allemaal. Heel spannend vooral. We voerden vrolijke en zelfs wat diepzinnige pubergesprekken totdat de leraressen naar bed toe kwamen. Boos stuurden ze de jongens terug naar het eigen ‘barak’. Ik hield me slapende, verstopt onder een deken en werd niet opgemerkt. Pas bij het ochtendlicht slopen we met enkele jongens terug naar onze eigen bedden. De leraressen sliepen nog. Ze hebben er niets van gemerkt. Denk ik. Ik heb er in ieder geval nooit iets over gehoord. Geen reprimande ontvangen. We waren natuurlijk doodmoe de volgende dag. Maar ook zeer opgetogen. We hadden nauwelijks een oog dicht gedaan maar wat vonden we die meisjes toch interessant en leuk.

Ik hoor mensen de trap opkomen. Een toiletdeur gaat open. Er klinken stemmen. Het lijkt me Vlaams. Toen ik aankwam vanavond was het nog heel stil. Nu hoor ik steeds meer activiteit op de gang. Mensen die toilet en douche opzoeken. Ik sta liever vroeg op morgen om dan een douche te nemen. Dan heb ik ook goed heet water.

In het eerste jaar van de Pedagogische Academie Thomas Morus uit Rotterdam, gingen we op werkweek naar Parijs. Weer stapelbedden? Ik weet het eigenlijk niet zeker. Maar het woord stapelbed is voor mij ook gelinkt aan schoolkampen en werkweken merk ik.

’s Avonds kwamen we met onze nieuwe klas bij elkaar op een van de kamers en vierden we wijnfeestjes. Overdag zongen en dansten we op beroemde pleinen en in de metro. Van excursie naar excursie. Van monument naar bezienswaardigheid. Van Eiffeltoren naar Sacre Coeur.

We maakten plezier. We waren aanwezig. Rumoerig en opvallend. Omstanders lachten erom. We waren jong en genoten van het moment. Wat er precies in ons omging, daar hadden we het niet over met elkaar. De eventuele twijfels, confrontaties met eigen onzekerheden. We hielden ze voor ons. We deden mee met de groep. Dat was ons referentiekader.

Ik schenk voor de tweede maal wijn in het koffiekopje en neem een stuk kaas. Vive la France!

Ik kan er niets aan doen. Bij stapelbedden dringen zich helaas ook minder prettige beelden aan me op. Ik zie barakken in concentratiekampen voor me. Rijen stapelbedden. Uitgemergelde lichamen in zwart-wit. Ik weet niet wat ik er mee moet. Zeker niet in het kader van dit verhaal.

In elk bed lag een mens. Een individu met een eigen verhaal en belofte in zich. Vaders, moeders, broers, zussen, kinderen, ooms en tantes, opa’s en oma’s, vrienden en vriendinnen. Beloften die in bijna alle gevallen niet waargemaakt zouden gaan worden. Kostbare levens die eindigden onder erbarmelijke mensonterende omstandigheden en met een gruwelijke misdaad. Slechts enkelen overleefden. Hoe verschrikkelijk ook, ik ga de nare gedachten geen ruimte geven.

Ik besef wel dat we schatplichtig zijn aan hen die er het leven lieten. Wij kunnen niet slechts voor onszelf leven. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wij moeten het korte leven dat we hebben goed gebruiken en onszelf uiteindelijk dienstbaar maken aan de samenleving. Ieder op zijn eigen wijze. Ieder met zijn eigen talenten. Voorbij ons ego.

Op het moment van schrijven nadert de Dodenherdenking van 4 mei rap. Op Facebook pas ik mijn profielfoto aan: "Ik ben twee minuten stil!"

Ik stap van het bed om het lampje op het tafeltje uit te doen. Het is aardedonker en fris. Ik vind dat lekker. Ik stap het bed weer in en trek het dekbed over me heen. In mijn ouderlijk huis aan de Hendrik van Viandenstraat in Oudewater bleef er altijd een lampje op het halletje branden. Daar stond ook een po zodat we niet in het donker naar beneden hoefden te gaan naar het toilet. Op deze manier stoorden wij onze ouders niet denk ik. Over die po ga ik hier verder maar niet verhalen. Het zal zo ook wel herinneringen oproepen bij betrokkenen 😉.

Tijdens de fietsvakantie in Schotland overnachtten mijn vrouw en ik ook een keer in een jeugdherberg. Er was in Fort Augustus geen ander onderkomen. Doorweekt kwamen we aan - het regent er nogal vaak zoals je weet - maar dat deerde ons niet. Het hoort nu eenmaal bij de Highlands. In onze slaapkamer stonden twee stapelbedden. Tot de tijd dat het andere stapelbed leeg bleef, gebruikten we openstaande ramen en de radiatoren om onze kletsnatte fietskleding en schoenen te drogen.

Nadat we iets gegeten hadden buiten de herberg was het stapelbed nog steeds leeg. Wij vonden dat eigenlijk wel zo fijn. Je slaapkamer delen met vreemden is best een drempel.

Tegen middernacht, op het bovenste bed gezeten, dronken we het kleine flesje Schotse whisky uit Culloden - waar de definitieve veldslag tussen Schotten en Engelsen had plaatsgevonden - en realiseerden ons hoe geweldig de reis was. We zochten ons eigen bed op en knipten het licht uit om te gaan slapen. Morgen wachtte ons immers de stoere en ruige etappe naar Fort William.

Opeens ging de deur open. Een Spaans sprekende man en vrouw kwamen de kamer binnen gevallen met grote koffers. Ze deden hun best om ons niet teveel te storen. De koffers werden open geritst. De lamp in de doucheruimte ging aan. Fluisterstemmen klonken onafgebroken. De hoogst noodzakelijke uitwisselingen. Netjes van ze. De douche ging aan. Het duurde nog wel even voordat ze hun eigen stapelbed gevonden hadden.

Ik weet van mezelf dat ik hard snurk. Ik lag nog lang wakker om hen niet te willen storen daarmee. Schaamte ook. Toen ik hen heel rustig hoorde ademhalen, stond ik mezelf pas toe in een diepe slaap te vallen.

In Venlo kan ik de slaap niet vatten nu. Normaal slaap ik zodra ik lig. Hier wil het maar niet lukken. Het is te warm onder het dekbed. Hoe kan dat toch? Synthetisch materiaal? Staat er een verwarming open? Ik stap uit bed om naar het toilet te gaan. Wellicht helpt dat. Ik sta even bij het openstaande raam. Ik zie maan en sterren. Een heldere nacht is het. Ik voel de vrieskou. Maar ze bereikt het onderste bed niet. Ik overweeg om op het bovenste te gaan liggen. “Ach nee, dan moeten ze morgen twee bedden verschonen”, bedenk ik me. Ik kruip toch maar weer in het onderste bed.

Morgen belooft een mooie dag te worden. Ondanks dat ik nog lang wakker lig, ga ik natuurlijk gewoon lekker vroeg opstaan. De dag beginnen met een kop koffie. De vermoeidheid zal pas morgenavond voelbaar zijn weet ik uit ervaring. Ik ga er een geweldige dag van maken.

Die volgende ochtend in de jeugdherberg in Schotland stonden we ook vroeg op. Lange tafels in de ontbijtruimte. Een gebruikelijk Schots ontbijtbuffet. Mensen van alle leeftijden schoven aan: gezinnen, groepen jongeren natuurlijk, soloreizigers en koppels. Ik keek om me heen. Naast ons zag ik vier jonge mensen die zwijgend aten van een ontbijt zonder de vette ingrediënten. Die hadden ze laten liggen. De jonge vrouw schuin tegenover mij gebruikte haar toast als boterham voor haar scrambled eggs. Dat verraadde haar identiteit. Grappig. “Dat mis je wel hè, een goede boterham?”, zei ik.  Er ontvouwde zich een leuk gesprek. Een mooie ontmoeting!

Met een glimlach op het gezicht draai ik me nog een keer op mijn andere zij. Morgenochtend wacht mij een Hollands ontbijt met verse broodjes en beleg. Ik ben benieuwd met wie ik aan tafel zit. Welterusten voor nu, slaap lekker, en tot morgenochtend! Doei!

Foto’s