Door Ulvenhoutse bossen

10 oktober 2019 - Chaam, Nederland

Tot Alphen ga ik nog door betrekkelijk open gebied. Daarna lijkt Brabant alleen nog maar uit bossen te bestaan. Dat is natuurlijk schijn. Heel Nederland bestaat maar voor 13 % uit bossen. En die liggen niet allemaal in Brabant. Zweden is met 76 % het dichtst beboste land in Europa. Dat is nog eens andere koek. De bedenkers van deze fietsroute hebben ongetwijfeld gedacht dat door bossen gaan het leukst is. Anders hadden ze me wel anders laten rijden.

Ik ga door een bijna volledig aaneengesloten lint van bossen. Dat is nou het voordeel van trekken. Deze bosgebieden zijn namelijk helemaal niet zo groot. In de meeste ervan zou ik nog geen half uur lopend kunnen rondzwerven. Maar als ‘trekker’ op de fiets ga ik vrijwel uitsluitend door groen vandaag. Het is stil. Ik ruik de geur van hars en dennenhout en ik word onafgebroken begeleid door het geklop of gehamer van groene en bonte spechten. Het zijn er opvallend veel.

Als jong kind dacht ik dat bossen de echte natuur waren. Inmiddels weet ik beter. Heel Nederland is in cultuur gebracht. Inclusief de bossen. Maar zo wil ik er niet naar kijken. Dat bederft de pret. Bossen móet je beleven. Als kind vooral. Je moet voelen hoe het is om door dikke lagen bladeren te rennen. Voelen hoe de bosgrond veert als je erop springt. Je moet takken horen kraken onder je voeten. De geluiden van het bos in je opnemen. Schors van bomen en de takken waarop je klimt aan je handen voelen. Je moet ervaren welke takken geschikt zijn om hoog in die boom te kunnen komen. Hars en dennenhout moet je ruiken. Net als de schimmellucht van paddenstoelen en nat hout. Je moet zonlicht door bomen en struiken zien vallen. De vele kleurschakeringen die het geeft. Maar ook de duisternis van het bos is indrukwekkend. Evenals de nachtelijke geluiden.

Allemaal ervaringen in het bos liggen opgeslagen in mijn geheugen. Nu ik door het bos fiets, komen ze boven. Meest zoete herinneringen.

Mijn oma had een groot schilderij in haar huiskamer hangen. Daarop was een groot donker bos te zien. Met oude dikke bomen langs een onverhard pad. Mijn oma was dol op de bossen. Ze vertelde ons dat ze Roodkapje had zien lopen. Mijn zusjes en ik hebben heel wat keren naar het doek zitten staren in de hoop een glimp van haar of de wolf op te vangen.

Ik kom uit een groot gezin. Er waren ook lange zomers bij dat wij niet op vakantie gingen, maar áls wij gingen dan was dat natuurlijk in de buurt van Nederlandse bossen. Omdat mijn ouders daar zo van hielden. Mijn vader en moeder waren lid van de scouting geweest in hun jeugd. Ze vertelden ons vaak over scoutingkampen met gidsen en verkenners in bosrijk gebied. Zij wilden ons dat ook laten beleven. Het had een onuitwisbare indruk op hén gemaakt.

Ik ben opgegroeid in de polder. Daar zijn geen bosgebieden. Ik herinner me wel heel goed hoe ik als kleuter met mijn vriendjes mocht spelen tussen de lage schermconiferen die om het schoolplein stonden. Onze kleuterjuffen stonden dat gelukkig toe. We kropen het liefst achter de struiken waar we vrij zicht hadden op de lange Hendrik van Viandenstraat. Waarin ik woonde. Ik kon mijn moeder op de fiets zien stappen als ze boodschappen ging doen. Ik weet nog dat de struiken goede beschutting boden. We hadden er onze eigen hut. We creëerden er onze eigen avonturen. De struiken waren het bos waarin we ons schuil hielden. We speelden ‘cowboytje en indiaantje’. Zo stoer mogelijk en voor niemand bang.

Niet ver van ons huis in de Hendrik van Viandenstraat was een braak liggend stuk grond. Er was aarde gestort die daar enige tijd onaangeroerd bleef liggen. Het vormde heuvels. De laksheid had voor ons het voordeel dat de grond begroeid raakte. Thuis zeiden wij dat we naar de ‘bergen’ gingen als we er gingen spelen. We beleefden er de meest prachtige avonturen. Avonturen die later eigenlijk nooit meer overtroffen konden worden door de realiteit. In spel kan namelijk alles. Je kan ongelooflijk groot dromen en fantaseren. Iedereen zijn die je maar wilt.

Aan de slootkant in het berglandschap stond een volwassen treurwilg. Bovenin was een plank getimmerd. Niet door ons, maar wat maakte dat uit. Wij klommen ook graag naar de top om op de plank te gaan zitten en over de omgeving uit te kijken. De boom kreeg een heel bijzondere betekenis daardoor.

Via de Maastrichtsebaan rijd ik de bossen van Alphen uit. Ik passeer camping Buitenlust. Aan mijn rechterhand een prachtig donker ven in het groen. Via de Gilzeweg fiets ik naar de Chaamseweg. Chaam is vlakbij, maar de route loopt er niet doorheen. Ik blijf door bossen gaan.

Ik was tien jaar toen wij verhuisden naar een nieuwe woonwijk in Oudewater. Mijn ouders wonen er nog. Vlak achter ons huis lag de polder. Begrensd door de nog actieve touwbaan van de touwfabriek. De grond was aangekocht voor nog meer woningbouw in de volgende fase. Maar die zomer lag ze nog braak. Voor ons was het een geweldig speelterrein. We legden een plank over de boerensloot en konden zo bij een oud geriefbos komen. Daar maakten wij een hut tussen wilgen en elzen. Een lange zomer lang in ons eigen bos spelen. Het was geweldig. Op weg naar huis renden we door het verwilderde weiland waar voorheen nog koeien graasden. De boer had zijn oude boerderij nog aan de Dijkgraaflaan. Wij haalden er melk.

Plotseling voelde ik geen grond meer onder mijn voeten. In een reflex spreidde ik mijn armen om ergens houvast te vinden. Dat was mijn geluk. Met mijn bovenarmen hing ik op de roestige metalen rand van een gierput. Uit alle macht probeerde ik eruit te klimmen maar de binnenwand was nog spiegelglad van de koeienstront. Mijn voeten vonden geen grip. Ik schreeuwde om hulp. Ik besefte in een flits dat die echt nodig was. In eerste instantie dachten de anderen dat ik het speelde. Ik moest heel wat moeite doen om hen te overtuigen van de ernst. Met vele kinderhanden werd ik uit de schacht getrokken. Zonder mijn reflex en die hulp had ik het niet kunnen navertellen. Onderin de schacht van de gierput zat namelijk een knik die onder de grond verdween. Ik verbaas me er opnieuw over dat ik daarna zo kalm bleef en geen nachtmerries heb gehad.

Ik ga linksaf de Slingerdreef op. De voorgaande wegen waren kaarsrecht. Deze niet. Een beetje meer variatie vind ik wel fijn. En ik kom hier niet of nauwelijks mensen tegen. Ik mis dat. Uitgerekend in het bos bevalt mij de stilte en het alleen zijn wat minder. Terwijl ik er in het open landschap zo van kan genieten. Ik hoop dat ik straks door een dorp kom waar ik weer even contact kan maken.

Bossen betekenden vooral avontuur voor mij. Van een vriendje kreeg ik een pocketboekje van Buffalo Bill voor mijn 9e verjaardag. Ik ken nog van weinig kinderboeken die ik las de inhoud. Maar van dit boekje is mij altijd de scene bijgebleven waarin Buffalo Bill een vijandig kamp besloop in de bossen van de Rocky Mountains. Ik zie nog het beeld voor ogen dat ik me toen vormde. Centimeter voor centimeter sloop hij dichterbij zonder opgemerkt te worden. Ik vereenzelvigde me volledig met hem. Ik verslond het boekje. Met bosspelen tijdens het afsluitingskamp van de lagere school kroop ik in de huid van Buffalo. Ik sloop ook door het bos. Waande mij ook ongezien. Mooi dat een spannend boek zoveel verbeelding had doen ontstaan. Ik voelde mij ook even de held.

Ik hoor nog steeds spechten kloppen op het hout van hoge bomen. Wat een geweldig geluid. Het benadrukt de stilte. Ik rijd door het princenbos. Geen spelfout. Zo schrijf je dat.

In de zomervakantie na het tweede schooljaar aan het St-Antoniuscollege ging ik mee op kamp naar Hoenderloo. Alleen de leerlingen van de eerste en tweede klas mochten eraan deelnemen. Een van de bosspelen was Levend Stratego met meerdere teams. Elk lid van een team had een wollen draadje om de enkel gebonden. Allemaal dezelfde kleur. Daarmee onderscheidde je je van de andere teams. Wanneer je het draadje van een ander eraf trok, was deze uitgeschakeld. Je bleef zelf in het spel zolang je het nog om de enkel had. Ik was razendsnel en heel behendig. Nauwelijks te pakken door tegenstanders. Ik ervoer het als de souplesse van een indiaanse krijger. Ik ontleende er trots en zelfvertrouwen aan. Ik was er grotere, sterkere en mondiger jongens de baas mee. Ieder zijn kwaliteiten.

Er komen steeds meer herinneringen boven. Aan scoutingkampen met vlaggenmast, hudo en gepionierde keuken. Het kamperen. De nachtelijke bosspelen. Droppings. Kampvuren met verhalen en zang. De jaarlijkse herfstboswandeling met mijn gezin. Het boompje verwisselen en het voetballen op de zandhelling. Maar ook het zoeken naar die prachtige vliegenzwam. De bosspelen tijdens de verjaardagsfeestjes van mijn kinderen in het donkere ‘Haastrechtse Bos’.

Ik moet erover gaan ophouden. Ik wil niet gaan vervelen. Maar het komt gewoon voort uit puur enthousiasme. De ervaringen hebben mij gevormd en geven mij nog steeds plezier achteraf. Ik gun het ieder kind.

Jantje Beton heeft eind 2018 onderzoeken laten uitvoeren naar het buitenspelen van kinderen. Het blijkt dat 15% van de kinderen niet meer buiten speelt. Als ik denk aan mijn eigen ervaringen weet ik hoe belangrijk buiten spelen is voor kinderen. ‘Kinderen die nooit buitenspelen lopen hierdoor het risico zich niet optimaal te ontwikkelen,’ zegt Dave Ensberg-Kleijkers, directeur van Jantje Beton naar aanleiding van de Nationale Buitenspeeldag. ‘Buitenspelen is namelijk goed voor hun gezondheid, hun zelfvertrouwen, hun intellectuele ontwikkeling, de manier waarop ze met andere kinderen samenwerken en hun gevoel van geluk en welbevinden.’

Maar buitenspelen maakt ook dat je de omgeving aan den lijve ondervindt. Je verbindt je ermee. Het zorgt ervoor dat je de waarde ervan gaat inzien. Het maakt interesse in de natuur wakker. Klimaatproblematiek en vervuiling zijn dan geen ver-van-je-bed-show meer. Je beseft je dat we de wereld niet kapot mogen maken voor volgende generaties. Voor onze kinderen en hun kinderen. Dan ga je wéten dat we ons egoïstische gedrag aan zullen moeten gaan passen. Dan doe je niet meer uitsluitend dingen omdat ze zo leuk zijn. Omdat jij ze zo graag wilt. Dan wordt die bucketlist duurzamer en veel korter.

Zeventien miljoen nieuwe bomen stellen GroenLinks en SP voor. Elke Nederlander een boom. Doe mij maar een mooie klimboom. Een zomereik is prima!

Ik nader het Brabantse dorpje Ulvenhout. Ik wil het Ulvenhoutse bos even uit. In een bos spelen is veel leuker dan er de hele dag doorheen fietsen of er steeds de mensenhand in te zien. Via een nieuwbouwwijk die aan het fietspad grenst, rijd ik Ulvenhout binnen. De oude lintbebouwing aan een doorgaande provinciale weg vormt het centrum. Ik zoek een terrasje in de zon. Dat kan prima met het fietsjack aan. Ik ben weer onder de mensen. Fijn!

Foto’s