Pluk de dag! (slot van Brabant Gedwarst; en dan denk ik aan Brabant ...')

19 maart 2020 - Bergen op Zoom, Nederland

Het is raar om te schrijven over een moment dat we nog geen weet hebben van het coronavirus. Het doet alles even verbleken en in een ander licht plaatsen. Zeker in Brabant. Want daar bevind ik mij nog steeds.

Op het moment van schrijven meldt het RIVM de dagelijkse actuele informatie: het aantal patiënten dat overleden is, het aantal nieuwe patiënten en het totaal aantal positief geteste personen.

Elk cijfer vertegenwoordigt een mens. Vanmorgen sprak ik met mijn zoon en dochter over de situatie in Italië. Ze beschrijven beelden uit ziekenhuizen die ik nog niet heb gezien. Ik kan me er niet toe zetten ze te bekijken. Ik heb me al nare beelden gevormd bij de beschrijving die ik van hen kreeg. Ik ben bang dat ik die nog wat verzacht heb. Dat de werkelijkheid veel erger is.

“Hij zoekt bescherming in zijn eigen werk”, zei Krabbé eergisteren over de schilder Chagall. Ik doe dat door het positieve in mensen en in onze omgeving te benadrukken. Door mensen – en mezelf dus ook – te wijzen op al het moois dat het leven te bieden heeft, gaat het leven meer stralen. Ik bekijk de dingen graag van de zonnige kant. Maar dat wordt opeens een raar mechanisme wanneer de rauwe werkelijkheid ­– die toch echt niet mooi is – ernstig dichtbij komt.

Op dit moment weten we niet hoe het coronavirus verder om zich heen gaat grijpen en welke offers ze nog gaat vragen. Laten we de richtlijnen van het RIVM maar zo goed mogelijk opvolgen en ervan uitgaan dat het dodenaantal dan niet hoger oploopt dan de onvermijdelijke aantallen. Er wordt keihard gewerkt om het coronavirus te bestrijden en het aantal slachtoffers te beperken. Minister Bruno Bruins (Medische Zorg en Sport) is gisterenavond tijdens het debat in de Tweede Kamer over de uitbraak van het coronavirus in Nederland onwel geworden. Hij zakte in elkaar door een flauwte die veroorzaakt werd door oververmoeidheid. Vandaag bereikte ons het nieuws dat hij zelfs moest aftreden.

En daar sta ik dan. Op de brug over het Schelde-Rijnkanaal. Het zijn heel zonnige dagen geweest. Ik koos ervoor om van oost naar west te rijden omdat ik de wind dan lekker in de rug had. Nu ga ik terug naar Bergen op Zoom. Daar pak ik de trein op het Centraal Station. In Wouwse Plantage had ik al de behoefte om iets te eten. Ik kon er niets kopen en had er niet op gerekend dat ik nog zover moest gaan tot aan de Zeeuwse grens. Ik had natuurlijk reservesuikers bij me moeten steken. Een goede les voor de volgende keer. Ik hoop maar dat er spoedig een volgende keer komt. Met de coronavirus uitbraak is veel onzeker geworden.

Ik voel een hongerklop aankomen, maar wil deze proberen te voorkomen. Ik ben heel zuinig met het water uit de bidon. Ik bewaar de laatste slok voor straks. De twintig kilometers die ik nog voor de boeg heb – tegen de wind in – boezemen mij nu veel ontzag in. Ik besluit een zo gunstig mogelijk ritme te zoeken en dat dan zo lang mogelijk vast te gaan houden. Kalm aan, niets forceren. “Luister naar je lichaam en ga even met het ijs in gesprek”, zei coach Henk Gemser vroeger tegen de kernploegleden. Ik pas het toe op fiets en asfalt. Het is alsof de gel opeens van de ketting is en het asfalt nog plakkerig van het asfalteren. 

Ik probeer nergens aan te denken en kijk naar het kalme tempo van mijn benen. Mijn knieën komen om beurten naar boven in een heel regelmatig ritme. Een laag ritme. Dat wel. Ik moet voorkomen dat ik van mijn fiets ga vallen. Ik heb ontzettende zin in de laatste slok water maar geef er niet aan toe.

Recht voor mij ligt Woensdrecht. Grote vrachtwagens passeren mij. Ik houd mijn adem even in wanneer de uitlaatwalmen mij bereiken. Wat verlang ik ernaar om op een bankje neer te vallen. Maar er staan hier geen bankjes. Bovendien is het nog te vroeg. Ik wil Woensdrecht voorbij zijn en me in de luwte van Brabantse bossen bevinden zodat ik geen kou vat. Niet door de temperatuur maar door de wind die hier van geen wijken meer weet. Deze wind koelt teveel af.

Ik gun Woensdrecht geen blik waardig. Ik sla direct linksaf om het dorp weer zo snel mogelijk te verlaten. Ik zou hier natuurlijk naar een supermarkt kunnen gaan zoeken maar heb de energie niet om naar het centrum van het dorp te fietsen op dit drukke tijdstip. Ik zou de neiging kunnen krijgen om mensen af te gaan bekken. Suikertekort maakt verschrikkelijk chagrijnig.

Nog tien kilometer naar Bergen op Zoom. De wind komt nu van opzij. Dat rijdt iets gemakkelijker. Ik denk aan blikjes cola en hoor het sissende geluid als ik ze open. In werkelijkheid rest nog slechts één slok water in de bidon. Maar lonkt wel de picknicktafel langs de spoorlijn.

Wat een geluk dat de zon maar blijft schijnen. Als ik straks uit de wind ben, kan ik even lekker met mijn benen omhoog gaan zitten. Ik ga de slok water straks niet in een keer wegslikken. Ik zal ‘m lang in mijn mond rondwalsen als was het een heerlijke rode Merlot.

Ik ga een smal dijkje op met links van mij bosschages waar ik niets aan heb omdat de wind van rechts komt. Aan het eind ervan moet ik naar rechts. Daar moet ik weer even tegen de wind in. Vervolgens naar links het spoor over waar – als ik het goed onthouden heb – de picknicktafel staat waarop ik neer wil vallen. Achter mij hoor ik een grote trekker aankomen. Ik moet uitkijken dat de zuigkracht van de aanhanger mij niet omver trekt. Ik heb nu al mijn energie nodig voor de trapbeweging.

Mijn zoon vangt vandaag samen met een collega van de Yellowbellies Haastrecht 13 kinderen op van ouders met vitale beroepen. “Het zijn best veel kinderen vandaag”,  zegt hij. Hij is zich volledig bewust van de risico’s en de te nemen veiligheidsmaatregelen. Het is op het randje. Misschien wel er overheen. Mijn zoon is vandaag 24 jaar geworden. Het is de eerste echt grote maatschappelijke crisis die hij meemaakt in zijn leven. Deze zal hij nooit meer vergeten.

Ik steek het spoor over en sla linksaf. Daar staat inderdaad het bankje. Lekker in de zon. Waarop ik hoopte. Aan de rand van een klein stukje bos. Ik ben weer terug in Brabant. Naast het fietspad staat een rood witte paddenstoel van de ANWB. Er zit een sticker op. Ik vermoed dat het de reden is dat ze er nog staat en niet weggehaald is. Op de sticker staat namelijk: “dan denk ik aan Brabant”. En meer is er eigenlijk ook niet nodig om me lekker te kunnen koesteren in het winterzonnetje. Ik leg mijn benen op tafel en schroef de dop van de bidon. Ik sluit mijn ogen en laat de laatste slok water in mijn mond lopen. Wat is dat ontzettend lekker.

Er passeren mensen op de fiets. Maar ook wandelaars. Ik zit hier lekker. Deze picknicktafel is even helemaal van mij.

Ik ga verder. Nog enkele kilometers te gaan naar Bergen op Zoom. Daar ga ik direct op zoek naar een gelegenheid om iets te eten. Aan mijn linkerhand Staatsbosbeheer Markiezaat. Erachter buiten mijn blikveld het Markiezaatsmeer. In de beschutting rijden kost veel minder energie. Ik ben niet onderuit gegaan.

Ik rijd de stad in. Daarna open gebied met aan de linkerkant een groot water: de Binnenschelde. Er wandelen veel mensen langs. Er zitten ook veel mensen aan het water. Ze genieten van het prachtige weer. Rechts van mij ligt de boulevard. Ik zie een grote gele letter M. Het komt nog zelden voor dat ik me daarheen laat verleiden. Maar wat heb ik nu een ontzettende trek in een Big Mac menu. Waarschijnlijk sta ik erbij als een ‘blij ei’ als ik de bestelling doe. Ik kies een plekje achter een glazen wand in de zon. Het Mc Donalds menu smaakt me als haute cuisine.

Ik maak het dienblad leeg in een vuilnisbak en loop terug naar mijn fiets. Met de fiets aan de hand loop ik het oude centrum van Krabbegat in. Zo heet Bergen op Zoom tijdens Vastenavend. De kleine straatjes naar het plein in het centrum zijn rijkelijk versierd met kleurige vlaggen en slingers. Op de kerktoren is een reusachtig carnavalesk gezicht gemaakt. In een schuur hoor ik hoe er nog een keer geoefend wordt op carnavalsmuziek. Waarschijnlijk leden van een dweilband. Wat een geweldige sfeer heerst hier.

Een groepje kinderen oefent hoe er gelopen moet worden in de carnavalsoptocht. Het krijgt aanwijzingen van enkele volwassenen. Iedereen kijkt reikhalzend uit naar het mooiste feest van het jaar. Ik geniet er liever op deze manier van. De voorpret meemaken vind ik net zo mooi. Een toeristenbordje wijst mij de weg naar CS Bergen op Zoom. Ik koop een dagkaart voor de fiets.

Ik kijk terug op een paar prachtige Brabantse dagen. Ik heb het Brabant dat Guus bezingt gevonden. Dat was wat ik zocht. Uiterst tevreden til ik mijn fiets de trein in. Ik ga naar huis.

Waar we gelukkig nog geen weet hebben van het naderende onheil. Want zo gaat dat nu eenmaal. En tot die tijd maken we er gewoon het beste van met elkaar. Carpe diem!

Foto’s