Vijftig Plus

7 september 2017 - Assen, Nederland

Het Stadspark in Groningen trekt mensen van alle leeftijden aan. Op een gladgeschoren grasveldje in de schaduw van bijna honderd jaar oude bomen, laten een jongen en een meisje zonder schroom aan de wereld zien dat ze elkaar liefhebben. Honden worden uitgelaten en besnuffelen elkaar om te bepalen met wie ze te maken hebben. De baasjes doen dat op hun eigen manier. 

Een vlotte studente op een oude fiets met rammelend spatbord, heeft haast en rijdt met hoge snelheid voorbij. Haar rugtas vol. Met boeken? Ik stel me voor dat ze op tijd moet komen voor het volgende college. Of rijdt ze naar haar kamer om aan de studie te gaan? Wat zal ze studeren? Zij heeft haar toekomst nog voor zich. Ik merk dat ik een glimlach op mijn gezicht heb.

Voor mensen van 'mijn leeftijd' is dat zo mooi aan de jeugd: het kan nog alle kanten op. Wij idealiseren dat. Ik weet dat ook wel. Bij mijn kinderen en hun leeftijdgenoten merk ik dat hun aandacht toch ook gericht is op het krijgen van vastigheid of zekerheid. Als je niet weet welke kant het uitgaat, hoe het eruit zal komen te zien, kan dat ook onzeker en onrustig maken. Ze verlaten het fundament van het ouderlijk huis, op zoek naar een eigen fundament. Zo gaat dat al generaties lang.

Heel even maak ik ook nog deel uit van het beeld: de momentopname van een zonnige dag in het Stadspark in Groningen. Mensen die op weg zijn. Toevallige ontmoetingen. Het is echt maar voor heel even. Ik ben er alweer voorbij. 

Ik fiets door naar Haren. Een villadorp. Het Wassenaar van het noorden, dat nog net met haar hakken binnen de grens van de provincie Groningen staat. Het is er stil. Grote huizen met luxueuze tuinen. Enorme auto's op oprijlanen. Ik mis de spelende kinderen in het straatbeeld. Ik mis hier vooral reuring.

Wanneer je Drenthe inrijdt, bén je ook meteen in Drenthe. Kleine boerderijen, die getuigen van de arme provincie die ze ooit was. Kleine omzoomde akkertjes en graslanden met veelal roodbonte koeien. En bossen, vooral veel bossen. Het maakt deze provincie voor mij een besloten provincie. Niet langer de vergezichten van Groningen waar ik zo van houd.

Veel fietspaden bestaan hier uit ‘fijngereden’ schelpen die kraken onder de fietsbanden. De fietspaden zijn vaak smal en kronkelen soms speels door het landschap. Op de fietspaden rijden voornamelijk senioren, ontzettend veel senioren. “Drenthe, de Omroep Max onder de provincies”, schiet er door mijn hoofd.

Wanneer ben je eigenlijk senior? Ik ben ook grijs en kaal, de vijftig reeds ruim gepasseerd. Ik zie mezelf als veel jonger dan de senioren die mij tegemoet komen fietsen. Ik hoop van harte dat dit ook echt zo is. Vooral als de echtparen menen dezelfde jas te moeten gaan dragen. Ik ben blij dat ik racekleding draag en een stoere bandana om mijn hoofd gebonden heb. Alles in mij verzet zich om als zo een senior gezien te worden. Grote kans dat de jeugd mij op één hoop gooit met deze mensen waar ik steeds voor ín moet houden. Ik schakel mijn versnelling, zodat ik wat sneller moet trappen. Ik voel me er sportiever - lees jonger - door.

Toen mijn moeder 50 werd, kreeg ze een uitnodiging van de Katholieke Ouderenbond om lid te worden. Wat hebben we daar om moeten lachen toen. Wat voelde ze zich opeens oud. Ze sprak er schande van en gooide de uitnodiging natuurlijk direct bij het ‘oud’ papier.

Het Fietserpad vermijdt dorpen en steden waar het kan. Het loopt als een lint door het groen - ‘de natuur’. Hier houdt dat in dat je vooral door bossen fietst. Dat geeft verkoeling op deze tropische dag. Lekker!

In de krant stonden tips om de tropische warmte zo goed mogelijk te kunnen doorstaan. Eén daarvan was: het eten van een ijsje. “Wat een aanstellerij”, dacht ik nog. Maar nu snák ik naar een ijsje. Mijn bidons zijn bijna leeg. Er is geen supermarkt of snackbar te bekennen langs deze route. Dan zie ik eindelijk een terras. Met véél senioren onder de parasols natuurlijk.

Als je van je fiets afstapt, valt de hitte pas echt over je heen. Binnen kan ik een ijsje kopen. De airco staat er aan. “Ik blijf híer mooi mijn ijsje eten. Mij zie je even niet buiten nu!”

Terwijl ik driftig aan mijn ijsje lik, gaat de eigenaresse achter een tafel zitten met een schaal voor zich. Ik vraag of ze alvast het avondeten moet gaan voorbereiden. “Ik schil appels voor de appeltaart. We bakken de appeltaart, die we verkopen, zelf”, zegt ze. Het wordt te laat voor mij om die nog te kunnen proeven. Na nog een tweede ijsje te hebben gegeten, zeg ik haar gedag.

Ik vul mijn bidons nog een keer. Ik moet weer verder. Ik heb een overnachting geboekt in Kasteel Coevorden. Het is nog een behoorlijk eind fietsen. Ik ga de 100 km heel ruim passeren vandaag.

De senioren zitten nog onder de parasols. Ik bind mijn bandana weer om, spring op mijn fiets en rijd in een extra sportief tempo langs het terras!

Foto’s