Over oude zandpaden

27 oktober 2019 - Breda, Nederland

Via Reeptiend en Galderseweg ga ik de Oude Postbaan op. Hier ligt geschiedenis. Dat merk je. Het voedt mijn verbeelding. Tussen donkere Turfvennen door rijd ik naar links. Frederiksdreef heet het pad. Dat klinkt veel te braaf. Jammer. Dit is nou eindelijk eens een stoer stuk bos. Eeuwen oud bovendien.

Ik fiets het Eeuwig Laantje in. Dat klinkt al beter. Door het Mastbos onder Breda. Een gebied met veel oude zandpaden. Zandpaden horen bij Brabant. Maar Guus bezingt ze niet. Dat is niet erg. Je voelt zelf wel aan dat ze eeuwigheidswaarde hebben.

Zandpaden blijken de oudste verbindingswegen tussen gemeenschappen. Tussen cultuur en natuur. Tussen historie en heden. Ik las dat er in Brabant nog vele honderden, misschien wel duizenden zijn. Het Eeuwig Laantje is er een van. Ze stond voor het eerst op een kaart van het Mastbos in 1625. Maar ze bestaat nog veel langer lijkt me.

Meestal is het vervelend om over onverharde paden te fietsen. Door het mulle zand. Maar deze zandpaden liggen middenin schaduwrijke bossen en zijn bijzonder goed te berijden.

Zandpaden staan onder druk. Ik hoorde er onlangs over vertellen op de avondradio. En las een interview met Wim Daniëls over het dorp van weleer waarin het brede zandpad tussen Hilvarenbeek en Poppel ter sprake kwam. Hij ging er in zijn jeugd vaak overheen naar België. Ik fietste er vanmorgen nog. Mensen zijn bezorgd en verzetten zich tegen asfaltering en bestrating.

Er verdwijnen steeds meer zandpaden. Ze blijken niet alleen historisch (zelfs prehistorisch en Romeins), maar ook ecologisch van groot belang. Ze maken vaak een onderdeel uit van pelgrimswegen die door de provincie lopen, van ‘Ommetjes’ (korte wandelroutes) rond dorpen en van langere wandelroutes. Ze spelen een belangrijke rol in oude verhalen.

Ik ben de routebordjes kwijt. Toch ergens verkeerd gegaan zeker. Omdat er nog geen blad aan de bomen zit, heeft de zon hier vrij toegang. Wat een prachtig licht. Dromerig feeëriek. Als in de Droomvlucht van de Efteling. Maar dan echt! Ik rem af. Neem even de tijd om het op me in te laten werken. Het is hier druk. Breda is vlakbij. Mensen genieten van een uitbundige dag. Wandelend, fietsend of hondje uitlatend.

De Brabantse zandpaden staan centraal in het 2019 project van de Brabantse Hoeders. De ‘Hoeders’ organiseren jaarlijks een Brabant-breed en vernieuwend project met de cultuur en de natuur van Brabant als onderwerp. Ik hoorde er op een zondagochtend over vertellen in het programma Vroege Vogels.

Het zandpad maakt het gemakkelijker om je nog enigszins verbonden te voelen met de natuur. Asfalt en klinkers scheppen afstand. Benadrukken die mensenhand weer zo. Het heeft denk ik ook wel met de leeftijd van dit bos te maken. Er staan eeuwenoude bomen in. Bomen die van ‘veel’ getuige zijn geweest. Stel ik me zo voor. Ze stonden er al toen onze voorouders hún leven leefden. Nu zijn wij aan de beurt.

Vroeger liepen de mensen veel grotere afstanden dan tegenwoordig. Paden kregen bijnamen door wat ze kenmerkte, wat er plaatsvond of waarvoor ze gebruikt werden. Het Eeuwig Laantje heeft door de jaren heen verschillende namen gehad: Rabatspad (had iets met een hefboom te maken), Kerkpad, Boerenpad, Schooijerspad, Hoerenpad. Er waren vroeger geen naambordjes. Een naam verspreidde zich mondeling.

De meeste benamingen roepen direct een beeld op. Alhoewel hoerenpad ook nog de verbastering zou kunnen zijn van Horepad. Hore was Middelnederlands voor modder. Maar het schijnt dat er hier echt veel ‘publieke vrouwen’ liepen aan het begin van de twintigste eeuw. Vandaag niet meer! ;)

In dit bos voel ik me verbonden. Historisch. Cultureel. Ecologisch en biologisch. Maar ook sociaal. Er ligt hier een eeuwenoud verhaal. Dat maakt nieuwsgierig. Mijmerend fiets ik verder nadat ik de juiste route weer gevonden heb.

Ik ben graag buiten. Vind het heerlijk om met de plaatselijke ijsclub de natuur en de beleving van de polder dichter bij de mensen te brengen. Ik geniet zelf volop van de elementen als ik een schaatstoertocht door de polder maak. De Negen Dorpentocht van 4 januari 1997 - de dag van de laatste Elfstedentocht - vergeet ik nooit meer. En alle keren dat ik de Twee Provinciëntocht reed staan nog op mijn netvlies. Ik wil die beleving graag doorgeven aan kinderen, zoals ik ze ook aan mijn eigen kinderen heb proberen door te geven.  Het enthousiasme van jonge ouders op de ijsbaan is zo groot omdat zij zelf ervaren hebben hoe fijn het is om met schaatsen onder de voeten tussen weilanden en rietkragen door te glijden. Langs boerenschuren, watertorens en molens. Zij willen dit hun kinderen ook meegeven.

Als wielrenner ga ik graag door de Krimpenerwaard. De seizoenen beleven en de elementen ervaren. Ook door de regen en tegen de wind in dwars door de polder naar de dijk langs de Lek. Spierkracht gebruikend om ertegenin te gaan. Goed doortrappend om enigszins warm te blijven. Met een doorweekte bandana op het hoofd. Het water dat langs de fietsbril in de ogen gutst. Bijtend. Wrijven helpt dan niet meer. Knipperen met de ogen evenmin. Maar toch door willen blijven fietsen. Omdat over twee kilometer de dijk gloort waar de wind eindelijk van rechts gaat komen. Doorzetten. Het hoofd schuin opzij draaiend. Met een half toegeknepen linkeroog naar het wegdek kijkend. Het andere noodgedwongen dicht. De berm volgen om koers te houden. Af en toe opkijkend of er geen tegenligger aankomt.

Een zijn met de omgeving. Er onderdeel van uitmaken. Er in opgaan. Verbondenheid ervaren.

Irene van Lippe-Biesterfeld - de prinses - was te gast in het programma De Verwondering. Zij weet zich op een diepe manier verbonden met de natuur. Zozeer dat het aan haar diepste innerlijke raakt zegt ze. Ze werd heel lang beschimpt en weggezet als een wereldvreemde zweverige vrouw die met bomen knuffelt. In de huidige tijd gaan steeds meer mensen beseffen dat wij de natuur niet kunnen overheersen en beheersen. We maken er zelf onderdeel van uit. Het is de prinses’ levenswerk geworden om de verbinding tussen mens en natuur opnieuw bewust te maken. Ze nam het initiatief tot oprichting van het NatuurCollege dat de vanzelfsprekende verbondenheid van al het leven weer in het bewustzijn van mensen wil brengen. Op de website staat te lezen: “Dat duurzaamheid en het welzijn van de aarde nu van ieder van ons een inzet vragen, wordt langzamerhand wereldwijd aanvaard”. De missie van het NatuurCollege is overgenomen door de Universiteit van Wageningen met een eigen leerstoel. Een eervolle erkenning.

Ik liep over de Larense heide tussen Laren en Hilversum. Een compact ‘natuurgebied’ waar koeien zorgen voor een deel van het onderhoud. De herfst liet zich er op haar mooist zien op enkele vierkante kilometers. Volop paddenstoelen. Prachtige herfstkleuren. Kruidige geuren. Het kon niet op. Er werd stevig uitgepakt door de natuur.

Maar toch bekroop mij ook opeens weer het gevoel dat we de natuur vooral aan het consumeren zijn. Dat we haar slechts gebruiken voor het eigen plezier en genot. We trekken naar gebieden toe als het mooi weer is. We parkeren onze auto’s op overvolle parkeerplaatsen. We vermaken ons via voorbedachte paden. Pakken nog even een terras bij ’t Bluk. En gaan dan weer huiswaarts.

Ik raak erdoor van slag. Ik kan er op dat moment alleen maar in zien hoe de natuur vooral is verworden tot menselijk vermaak. Tot leuke recreatie. Netjes ingepast in onze levens. Zoals wij het graag hebben. Tot onze dienst. Wij gebruiken haar voor ons eigen genot. Hebben haar volledig naar onze hand gezet. Natuurbeheer. Overlast en ongedierte bestrijdend.

In mijn achtertuin staat een oude boomstronk. Ze staat er voor de sier. Een jonge wespenkoningin heeft haar ontdekt en er een kolonie in gesticht. Pal naast een fijn zitje. Toen ik het nest ontdekte, dacht ik vrijwel meteen aan bestrijding ervan. Een belachelijk automatisme. Ik kwam gelukkig bijtijds tot inkeer en besloot af te wachten óf er wel problemen zouden gaan ontstaan. Nee dus. Helemaal niet. Op enkele meters afstand - zittend op een tuinstoeltje - kun je de wespen met grote snelheid feilloos de kleine opening van het nest in en uit zien vliegen. Het boeit enorm en roept vragen op over hun gedrag. De boomstronk komt tot leven en nodigt uit tot respect en verbinding.

Zodra kinderen op het schoolplein een insect zien beginnen de meeste van hen ernaar te slaan en te gillen. Als ze de kans krijgen, doden ze het beestje. Zonder nadenken. “Een insect is vies,  eng en het steekt”, is de vrij algemene opvatting. Onbekend maakt onbemind. Veel kinderen zijn vervreemd van de natuur. Hun ouders zijn dat ook al. Het is een zeer alarmerend signaal.

Nederland is ingericht naar onze grieven en believen. Keurig aangeharkt en goed bestraat. Alles heeft een bestemming. Het is tot in de puntjes geregeld. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Voor elk mogelijk gevaar is een regeling of voorschrift bedacht. Op overtreding ervan staat een boete. Kinderen krijgen niet meer de kans om een buil op hun hoofd of een grote schaafwond op de knie te vallen. En als het onverhoopt toch gebeurt, wordt een schuldige gezocht. Dan moet hoognodig recht gesproken worden.

Aan de rand van het bos. Op een kleine kale akker. Staat een hinde. Ze kijkt me aan. Ik kijk haar aan. We denken er ieder het onze van!

Foto’s