Heldere kijk

8 oktober 2020 - Bergambacht, Nederland

Ik kom op bekend terrein. Het stukje dijk heet er Opperduit. Net als het buurtschap waar het deel van is. Ik fiets hier graag. Rechts is de druk bevaren rivier en links de uitgestrekte polder. Het water is breed. De polder weids. En ik ben tussen beide. Het licht, de ruimte en de dynamiek zijn wat ik zoek. Daar heb ik behoefte aan. Het traject maakt deel uit van mijn meer-wekelijkse wielerrondje.

Wilfried de Jong was te gast bij een uitzending van de Avondetappe. Tijdens De Tour. Behalve presentator, theatermaker, muzikant en columnist is hij al meer dan dertig jaar schrijver van wielerverhalen. Hij is een echte liefhebber en fietst zelf ook. Maar noemt zich desondanks geen wielrenner maar een fietser. Hij fietst regelmatig met Rob Harmeling – oud profwielrenner – die in zijn ogen wél een echte wielrenner is. Ik ben ook meer een fietser van het sportieve soort.

Het is moeilijk om dit deel van de route door een toeristenbril te bekijken. Het is zo vertrouwd. Ik ben er zo gewend aan. Ik zie het kerktorentje van Streefkerk aan de overkant van het water. In het haventje ligt drijvend restaurant ‘De Limonadefabriek’. Deinend dineren. Dat was leuk.

Mensen laten hun hond uit in de uiterwaarden. Op drassige paden tussen jong riet. Grote schepen passeren en zorgen voor een golfslag die het riet extra doet buigen. Het is net alsof het steeds een diepe buiging maakt. Het ruisen wordt overstemd door klotsend water en onstuimige wind. Watervogels drijven met de stroom mee. Zeemeeuwen vliegen achter schepen om de omhoog komende vis te grijpen. Het gaat gepaard met veel gekrijs.

Links rijden trekkers in het land. Op sommige stukken grasland staan koeien. Andere zijn leeg. Verder landinwaarts zie ik auto’s geruisloos door de polder gaan. Wat een fijn gebied is dit toch. De zon valt op de pont die richting de veerstoep komt. Beladen met passagiers. Op de andere oever rijdt alweer een trekker tot aan de denkbeeldige streep. Wachtend op de volgende overvaart.

Ik ben blij dat ik weer meer oog heb voor de omgeving. Het maakt mijn hoofd niet leeg maar zorgt ervoor dat drukkende gedachten en gevoelens wat verstrooid worden. Het geeft een beetje verlichting. Alsof ik even kan ontsnappen aan de rauwe werkelijkheid. Want wat speelt er veel tegelijk.

Het overlijden van een ouder doet veel oproepen. Gedachten, gevoelens, verdriet, pijn, gemis en allerlei jeugdherinneringen strijden om voorrang. Oud-collega’s vertelden me al over de periode na het overlijden van hun ouders. Dat ze de impact onderschat hadden. Het normale leven raakte verstoord en beïnvloedde hun functioneren. Het ontregelt en verstoort het alledaagse evenwicht dat ervoor nog zo vanzelfsprekend was. Je eigen jeugd trekt aan je voorbij. Inclusief toppen en dalen die daar nu eenmaal bij horen. De film wordt nog een keer afgespeeld. Ongevraagd. Bij mij is dat nu ook zo. Soms voel ik mij weer als in de moeilijke fasen van mijn jeugd. Dat drukt mijn stemming.

Ik weet niet wat bij de rouw hoort en wat door andere indringende zaken veroorzaakt wordt. Het loopt allemaal door elkaar heen. Bovendien is rouw als een vingerafdruk schreef Manu Keirse toch?. Geen verhaal is hetzelfde. Ook ik heb de neiging om mijn ervaringen langs de meetlat van een universeel rouwproces te leggen. Omdat ik vooruit wil en me weer evenwichtig en sterk wil voelen.

Bij mij komt de rouw om mijn zusje er nog bij. Maar ik merk dat die om mijn moeder op de voorgrond is. Zij kende mij langer dan ik mezelf ken. Ik kan haar nooit meer vragen naar details van vroeger. Die nam zij met zich mee. Met haar overleed een deel van mij en mijn levensgeschiedenis. Geleidelijk dringt dat besef door.

Maar de rouw is dus niet alleen. De nasleep van gebeurtenissen met grote impact loopt er nog eens dwars doorheen. Ook daar werd niet om gevraagd. Het is er en ik moet ermee dealen. Er zijn vast theorieën over hoe het komt dat er perioden zijn in het leven waarop je ineens veel tegelijkertijd overkomt. Ik hou me daar niet mee bezig. Het is in ieder geval als een grote sneeuwbal die over mijn leven heen dendert en ontregeling achterlaat als restschade.

Ik had bedacht dat ik vanaf Krimpen aan de Lek weer kon gaan schrijven over ‘de blik vooruit’. Het leven weer stevig in handen gaan pakken. Optimistisch en met vertrouwen nieuwe stappen gaan zetten. Aanvaardend wat me allemaal is overkomen. Dat was mijn voornemen. Maar de werkelijkheid is wispelturiger. Die laat zich helemaal niet sturen. Op onverwachte momenten schudt ze me weer stevig door elkaar. Of deelt ze een stoot uit die mij doet wankelen.

Ik nader Bergstoep – een klein buurtschap tussen Bergambacht en de Lek – dat opgeslokt is door moderne buitenwijken. Ik ga een korte lunchpauze houden aan de veerstoep. Daar vaart de pont heen en weer om mensen over te zetten.

Soms voel ik me zielig. Dan vraag ik me af waarom het me allemaal moet overkomen. Dan heb ik zelfmedelijden. Dan is het alsof het anderen alleen maar voor de wind gaat. Dan lijkt het gras bij de buren veel groener. Lijken zij het zo geweldig voor elkaar te hebben en ik niet. Dan dreig ik de moed op te geven. Dan verlies ik de hoop op die zon achter de wolken die maar niet tevoorschijn wil komen.

Op andere momenten zie ik opeens het ernstige lijden van anderen voor me. Ernstig lijden dat geen goede afloop kent. Want dat bestaat ook.

Er bestaat niet zoiets als recht op geluk. Wellicht heb je enige invloed op hoe je leven loopt. Denk aan verslaafden die er weer bovenop komen terwijl dat anderen steeds opnieuw maar niet wil lukken. Het levensverhaal van Wim Kieft staat beschreven in een biografie. Het werd een bestseller. Waarom?

De afrijplaat van de pont valt met een doffe dreun op de kade. De rood-witte slagboom draait opzij. Auto’s en trekkers rijden de dijk op. Ieder gaat zijns weegs. Wandelaars steken recht over naar het voetpad naast het restaurant met uitzicht op het water. Twee jonge vrouwen met rugtassen fietsen het dek af. Wielrenners die zich waarschijnlijk ook ‘fietsers’ zullen noemen. Ze tonen sterk en gezond. Krachtig en overtuigd van eigen kunnen. Heel soepeltjes trappen ze hun racefietsen omhoog. Zelfbewust en met een plan voor ogen. Althans zo ziet het er voor mij uit.

Gisterenavond zag ik een interview met Ahmed Marcouch. Burgemeester van Arnhem. Vanaf zijn tiende jaar woont hij in Nederland. Hij sprak onze taal niet en snapte nog niets van onze westerse wereld. Wel zag hij de pracht en praal. Hij spreekt over de mooie tegels op de vloer van Schiphol die hij zich nog scherp herinnert. In Marokko groeide hij op zonder ouders. Zijn vader werkte in Nederland en zijn moeder was al overleden toen hij nog maar drie jaar oud was. Hij ging er niet naar school. Zijn oma nam de zorg voor haar kleinkinderen op zich. En het was heel gewoon dat de familie en volwassenen in de straat gezamenlijk toezicht hielden.

Hij heeft gebroken met de radicale variant van het Islamistische geloof maar noemt zichzelf wel nog steeds gelovig. Zijn geloof is nu heel persoonlijk. Mensen moeten dat op hun eigen manier kunnen beleven. Hij is in gaan zien dat veel van wat geloof genoemd wordt eigenlijk een bijgeloof is. Hij heeft zich hier aan moeten ontworstelen. Als voorbeeld noemt hij zaken als ‘het lot’ en ‘het staat voorgeschreven’ wat maakt dat heel veel mensen passief worden en niet meer nadenken en op zoek gaan. En daarna zegt hij: “Je moet juist zaaien, je moet architect zijn van je eigen leven. En dat is wat ook de opdracht is van God”. Dat laatste weet ik niet. Maar achter dat eerste kan ik wel staan. Alleen is dat soms zo verrekte moeilijk.

Ik pak mijn telefoon en typ de uitspraak bij mijn aantekeningen. Tussen de andere verstandige en wijze uitspraken die ik las of hoorde. Ik raadpleeg ze als ik richting mis en de behoefte heb dat mijn levenspad een beetje wordt bijgelicht door de heldere kijk van een medemens.