Beierende klokken

7 november 2020 - Ameide, Nederland

Wat een geweldig stukje Nederland is dit toch. De dijk slingert naar hartenlust. Soms rakelings langs de rivier. Dan weer verder er vanaf. Motorrijders beleven het als een racecircuit met chicane. Maar het racegedrag wordt geweerd omdat bewoners en andere recreanten daar heel anders naar kijken.

Ik heb op dit soort plekken altijd het gevoel alsof ik naar het einde van de wereld reis. Floortje achterna. Maar dat kan helemaal niet. Ik ben gewoon in Nederland. Bovendien heeft de wereld geen einde. Ze is rond. Maar het is hier dunner bevolkt. Weids. Niet toeristisch en heel ‘Hollands’. De tijd lijkt er maar beperkt vat op te krijgen. Links is de afslag naar Uitweg. Ook weer zo een nuchter klein Utrechts dorpje. Een kleine gemeenschap van nog geen vijfhonderd inwoners. Mijn schoonzus is er geboren en opgegroeid. We zijn nog op verjaardagen in haar ouderlijk huis geweest aldaar. Dan beleef je het heel even van binnenuit. En dat vind ik nou zo leuk.

Ik probeer me dan in te denken hoe het is als alle gemak die ik gewoon ben op grote afstand is. Er is hier helemaal niets. Nog geen schooltje of kleine buurtsuper. Ik besef dat stedelingen vaak op hun beurt zo naar míjn dorp kijken. Daar ontbreekt volgens hen ook van alles. Maar toch zou ik nimmer met hen willen ruilen.

Tussen de rivier en de dijk liggen stukken grasland waarop koeien en schapen grazen. Andere zijn bebouwd. Met snijmaïs of andere diervoedergewassen. Erachter glijden grote rivierschepen traag door het platte landschap. Een trekker met giertank komt voorbij. Met de geur van koeienmest in de slipstream. Ik heb er geen hekel aan. Ik associeer het met agrarische bedrijvigheid. Ik weet niet beter. Het is vertrouwd. Ben ermee opgegroeid.

Ik passeer een verweerde dijkbewakingspaal van natuursteen. Die heeft cultuurhistorische waarde. Als overblijfsel van een oude vorm van dijkbewaking. Het markeert een verzamelpunt waar dijklegers zich verzamelden langs de dijk als er hoge waterstanden waren. Bovenop de paal werd dan een lantaarn geplaatst. Post bemand. Alles onder controle.

Wanneer ik fiets door Nederland is het alsof ik door oude aardrijkskunde en geschiedenisboekjes van de lagere school ga. Zo beleef ik het graag. Het is een en al aardrijkskunde en geschiedenis wat ik om me heen zie. En in Nederland is er tegenwoordig gelukkig het besef dat daar heel zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Ik denk graag terug aan de vele gezinsfietsvakanties die mijn vrouw en ik met onze kinderen maakten door Nederland. We ‘hopten’ de Wadden- en Zeeuwse eilanden, rondden de Zuiderzee, beklommen de Limburgse heuvels, volgden de stromen van IJssel en Maas. We hebben het hele land doorkruist. De dagen stonden bol van spelender- en sportieverwijs ontdekken en ervaren. Ik heb me nooit als een schoolmeesterpapa opgesteld. Maar we wilden onze kinderen toch wel graag iets extra’s (anders) meegeven.

Ze hebben er natuurlijk gewoon hun eigen herinneringen aan. Fietsen is niet iets wat kinderen nou zo uitdaagt. En gelijk hebben ze. De dingen eromheen maakten natuurlijk veel meer indruk. Van aardedonkere natuurkampeerterreinen middenin het bos met onverwarmd water om je onder af te spoelen. En van: trampolines en trapskelters, een schuur vol stripboeken, een eenvoudig zwembad in een oude kippenschuur en slapen in de kleine iglo- of koepeltentjes pal onder het licht van vuurtorens tot: gezellige bakkerswinkeltjes in knusse dorpskernen waar we broodjes kochten als ontbijt, het helpen van de boswachter en de uitnodiging om te komen kijken in de cabine van de treinmachinist toen we vanuit Groningen weer terug naar huis gingen.

Ik nader de rivier opnieuw. Ik kan mijn hand opsteken naar de schipper. Maar dat doe ik niet. Ik ben heel ingetogen. Terwijl de omgeving me toch wel wat opwekt. Natuur biedt mij troost omdat de cycli altijd doorgaan. Ze lijkt tijdloos. De dijk maakt een heel haakse bocht naar links. Een auto achter mij mindert vaart en schakelt terug om er rustig doorheen te gaan. Net als ik. De uiterwaarden worden smaller en uiteindelijk kom ik weer vlak langs de Lek te rijden.

Ik zie de brug bij Vianen die de A2 over het water tilt en de dorpsbebouwing van Lopikerkapel. Een klein dorp met opvallend veel monumenten. Ik zie ook de zendmast erachter. De Gerbrandytoren die in december altijd wordt omgetoverd tot kerstboom. Het werpt mij opeens terug naar november 2019. De maand waarin mijn mams met loeiende sirenes naar het ziekenhuis in Nieuwegein moest worden gebracht. Op de weg tussen mijn huis en het ziekenhuis passeerde ik de mast steeds rakelings. Negentien bijzonder intense dagen lang.

Ik wil het medische proces niet terughalen en ben me bewust dat het me ook niet eens zou lukken om het nauwkeurig te reconstrueren. Het is niet wat mij bezighoudt.

Wel zie ik mezelf opeens weer vanaf school door het drukke verkeer razen terwijl mijn telefoon afgaat die naast mij op de bijrijdersstoel ligt. De naam van mijn zus verschijnt op het scherm. Onhandig en tegen alle veiligheidsregels in maak ik contact en hoor ik hoe ze mij rustig maar met emotie in haar stem vertelt dat ik snel moet komen omdat de behandelende medici verwachten dat mijn moeder elk moment kan gaan overlijden. De emoties gieren door mijn lijf. Ik slinger er een beetje van over de weg als ik mijn telefoon weer uitdoe. Tot overmaat van ramp geeft een politieauto naast me daarop een stopsignaal bij het eerstkomende verkeerslicht. Ik ren de auto uit terwijl ik roep dat ik niet kan stoppen omdat mijn moeder op sterven ligt. De agente zegt me dat ik dat ook rustig kan zeggen. Maar ik schreeuw: “natuurlijk kan ik dat niet”. De jonge agentes laten me doorrijden.

Het lukt me ook niet om woorden te geven aan het gevoel dat me overviel toen ik naar het ziekenhuis reed in de wetenschap dat ik afscheid zou moeten gaan nemen van mijn moeder. Dat was zo iets onwerkelijks. In de parkeergarage belde ik nog met school om de collega’s op de hoogte te brengen van de ontstane situatie. Heel rationeel.

De medicijnen en de extra zuurstof stellen het moment van overlijden nog twee keer uit. Maar daarna komt toch nog het bericht dat verdere behandeling echt niet meer mogelijk is. Dat kwam keihard aan. Het was een onwerkelijk rauwe realiteit.

Het bijzondere was dat vlak nadat de medische behandeling was stopgezet, er direct ook een heel helder besef was dat het de laatste dagen samen zouden gaan worden. Een serene rust en kalmte vielen over me heen. Dat was geen keus, het gebeurde. Ik had nooit kunnen bevroeden dat die dagen zo ontzettend mooi en innig zouden zijn. Ik koester ze. Kort na het overlijden ging ik terug naar de parkeergarage bij het ziekenhuis omdat ik mijn moeders aanwezigheid daar het sterkst ervoer. Het was alsof ik zo weer naar haar kamer zou kunnen lopen.

Het is stil. Ik zit naast je bed en zie hoe moeizaam je ademt. Je hebt je ogen gesloten en ligt half op je favoriete rechterzij. Je gezicht is naar mij toegekeerd. Zo vertrouwd. Zo zacht en lief. Ik kijk ernaar in stilte. Ik voel me diep verbonden met je. Alles is zo puur nu. Teruggebracht tot de essentie: LIEFDE. Jij straalt liefde. Wij voelen liefde voor jou. Onvoorwaardelijke liefde. Jij hebt óns onvoorwaardelijk liefgehad. Het is hele pure liefde die je als antwoord van ons terugkrijgt nu. We waken onafgebroken naast je bed om samen met de verpleegkundigen te zorgen dat je zo comfortabel mogelijk bent. En om bij je te zijn natuurlijk. Heel dichtbij. Tot het eind. In diepe verbondenheid met elkaar.

De omgeving met de televisietoren is volledig verdwenen naar de achtergrond. Ik ben helemaal terug op de kamer waar mijn mams haar laatste levensuren met ons doorbracht.

Ik zit naast je bed. Zonder uitzondering zie ik hoe liefdevolle zorg en aandacht aan jou gegeven wordt. Van pap, als hij jouw handen in de zijne neemt, door je haar en over je wangen streelt en met jou de fijne tijd terughaalt die jullie samen hebben gehad. Ondanks de tegenslagen die ook jullie niet bespaard zijn gebleven.

Met veel moeite lukt het je om het filmpje te bekijken dat ik maakte van het afgelopen Sinterklaasfeest in de huiskamer van Annets woning. Annet krijgt daar de liefdevolle aandacht van verzorgsters verkleed als pieten en Sint. Het bevestigt nog eens wat je gelukkig al weet. “Er wordt goed voor Annet gezorgd”, zeg je me. Dat was altijd je grootste zorg.

Het ontroert mij zeer als ik zie hoe je schoonkinderen teder een zoen op je voorhoofd drukken en hun hand op je wang leggen bij het afscheid in het ziekenhuis. Ik hoor hoe ze zacht tegen je praten. Ze zijn zeer met je begaan. Zij houden van je. Je bent ook van grote betekenis in hún leven geweest. In weekends kwamen we met de familie bijeen. Jij bakte appeltaarten voor bij de koffie en kocht iets te knabbelen voor bij de borrel. Op zaterdagavond kon iedereen blijven eten. De betekenis van GEZELLIGHEID heb jij diep geworteld in ons allemaal.

Stilletjes schenk ik een bekertje koffie in voor mezelf in de hoek van de kleine kamer als jij al lange tijd onafgebroken ligt te slapen. Opeens hoor ik je zeggen: “heb jij koffie?” Ik kijk op en zie toch weer even de sprankeling in je ogen. “Wil jij ook koffie?”, vraag ik je. Met een sponsstokje geef ik je nog enkele slokken koffie. “Heerlijk”, zeg je, voordat je weer in slaap valt.

Jij leert ons ook nu weer hoe je de dingen beter kunt laten komen zoals ze komen als je er niets aan kunt veranderen. Je moet je dan niet verzetten maar het rustig ondergaan. Jij beheerst dat als geen ander. Je bent daarin een toonbeeld van rust. Je leerde ons oog te hebben voor de natuur. Je liet ons zien dat het in het leven draait om kleine gebaren en tevreden zijn met weinig. Geluk haal je uit de kleine dingen. Tevredenheid is een groot goed.

Het is zondag 1 december als ik in de ‘mantelapp’ aan mijn zussen schrijf: “Ik kijk hoe mam slaapt. De tranen rollen over mijn wangen. Mam opent haar ogen en zegt: “Ik dacht dat je er niet meer was”. Ik zeg: “Ik ben stil omdat je dan de vogels en de muziek kunt horen. Ik zit te genieten van jou. Je ontroert me , je bent zo een lieve moeder. Ik heb het getroffen met jou”.  “Ik met jou”, zegt mam met broze stem. “Dan zijn we een mooi stel”, zeg ik, en kus haar op het voorhoofd.

Ja die dagen in het ziekenhuis waren zeer intens en draag ik als een heel warme herinnering met me mee. Ik ben erg dankbaar dat we het zo hebben kunnen (be)leven met elkaar.

Aan de voet van de ‘Viaansebrug’ staat een verkeerslicht op rood. Ik zet mijn voeten op de grond om te wachten op het groene. Dat komt niet. Een mevrouw komt van de andere kant gefietst en zegt mij dat het licht altijd op rood staat en dat ik het maar gewoon moet negeren. Het alternatief is het fiets-en voetveer vanaf ‘t Veerhuis in Vreeswijk (Nieuwegein) naar Vianen weet ik. Daar heb ik nu geen zin in. Ik ben vandaag liever geen toerist. Ik ga er gemakshalve vanuit dat de mevrouw goed geïnformeerd is en volg haar advies op. Bovenop de brug stap ik af en kijk ik naar de rivier en het landschap aan beide zijden ervan. Ik besluit te wachten totdat het vrachtschip dat ik voorbij gefietst ben, onder de brug door komt varen. De schipper besluit echter anders en meert aan in de buurt van de jachthaven en de recreatieplas. Het uitzicht is werkelijk schitterend. Ik laat het op me inwerken voordat ik besluit om weer verder te fietsen.

Onderaan de helling sla ik direct rechtsaf. Ik passeer recreatieplas ‘De Put’ en volg het fietspad dat me weer terug naar de dijk leidt. ‘Achthoven’ heet het hier. Ik passeer de ‘Hereford Hoeve’ – de Hereford is een vleeskoeienras weet ik nog van de ‘Roerdinkhof’ in de Achterhoek – en enkele boomkwekerijen. Dit is een heel ander gebied dan aan de overkant van het water. Bij het plaatsnamenbord van Lexmond – in de polder Alblasserwaard – kijk ik nog een keer achterom. Ik heb prachtig zicht op de rivier, Viaanse brug en Gerbrandytoren. Ik heb een glimlach op mijn gezicht en voel me verwarmd.

Ik kijk de oude dorpsstraat van Lexmond in maar fiets verder richting Sluis en Ameide. Ik passeer camping De Uiterwaard aan de Oude Haven, natuurreservaat Kersbergse Rak, een theetuin en vervolgens heel veel fruitteeltbedrijven met enorme schuren en keurige erven. Het autoverkeer heeft zich er vanaf Lexmond weer bijgevoegd. Ik kom dichter langs het water te rijden en merk dat mijn blik vooral op de rivier en de overkant van het water is gericht. Want aan deze kant is het landschap eentoniger en spreekt het mij minder aan. De forse wind is weer tegen. Het maakt dat ik in de verte ga turen of ik de kerktoren van Ameide misschien al kan zien.

In buurtschap Sluis ga ik door een heel scherpe bocht weer terug naar het water. Na enkele kilometers zie ik historisch Ameide eindelijk liggen. Stralend in de zon. Het oudste stadje van de Alblasserwaard. Vermoedelijk behoort het zelfs tot een van de oudste steden van ons land. Die allure heeft het in ieder geval wel. Het trotse front met statig monumentale panden staat naar de rivier toegekeerd.

Voor het zeventiende-eeuws Raadhuis(je) staat een bankje. Op de dijk. Naar het water gericht. Terwijl ik mijn fiets op de standaard zet, gaat het carillon spelen. Het kondigt het hele uur aan. Ik ga op het bankje zitten en kijk uit over het water. Ik maak koffie voor mezelf. Het geluid van de klokjes achter mij klinkt door. Het draagt ver over het water. Schepen maken hier een scherpe bocht en varen aan mij voorbij. Vanaf hier zie je ze al van ver aankomen. Het zijn er veel. De klok slaat vijf maal. En ik herinner me opeens nog een uitspraak van mijn moeder. Gedaan in het ziekenhuis.

Voordat ze werd verplaatst naar de intensive care, lag ze toch nog even op een andere kamer met meerdere mensen. Ze vond dat best gezellig. Ze vertelde dat ze in de nacht steeds maar het geluid van apparaten hoorde. Het was waarschijnlijk hartbewakingsapparatuur. Om het wat aangenamer te maken voor zichzelf, stelde ze zich voor dat het de kerkklokken waren die ik op zondagochtend van alle kanten had horen luiden toen ik onze border terriër Kylou uitliet in de polder tussen Hoenkoop en Vlist. Ik had er een filmpje van op Facebook geplaatst. Dat ze zich dat nog herinnerde en ook nog eens als troostend beeld gebruikte om te kunnen slapen, ontroert mij opnieuw.

Maar als ik met natte ogen naar de beierende klokken luister en een slok koffie neem, besef ik dat het rauwe verdriet geleidelijk overgaat naar een nieuwe dimensie. En dat is helemaal nieuw voor mij.

Afgelopen week zei mijn jongste zoon tijdens het avondeten tegen zijn moeder dat ze meer over haar vader spreekt dan tijdens zijn leven. Mijn vrouw is vol van haar vader. Hij heeft gelijk. Mijn vrouw zei me dat ze haar vader nu overal mee naartoe draagt. Hij is altijd bij haar. En het is op een zachtere manier dan bij leven.

Johannes Witteveen – oud minister van financiën in de jaren 60 en voorzitter van het IMF in de jaren 70 – sprak in een interview voor het programma De Verwondering over het overlijden van zijn zoon, diens vrouw en hun dochter die een jaar voor dat interview waren omgekomen bij de MH17 ramp. Hij vertelde dat hij hen natuurlijk zeer miste maar dat door hun overlijden de essentie van wie ze ‘zijn’ voor hem nog veel duidelijker naar voren kwam. Niet gehinderd door de dagelijkse beslommeringen en het heel gewoon zijn van hun aanwezigheid bij leven. Hij ervoer zijn zoon nog dichterbij dan tijdens zijn leven. Ik nam aan dat dit zo was voor hem maar kon het niet goed begrijpen. Nu wel.

Tijdens het proces van schrijven zijn er veel momenten van overdenking. Op allerlei momenten van de dag. Dat is niet een gekozen of gepland moment. Het ontstaat gewoon spontaan. Vaak komen er nieuwe inzichten tijdens een wandeling met de hond. Op stille momenten. Tijdens het lezen of horen van iets. Opeens is het er. Zoals zojuist.

Het rauwe verdriet om de dood van mijn moeder is geleidelijk aan het veranderen naar een diep innerlijke verbondenheid. Ze maakt deel uit van mij zoals mijn vrouw dat ervaart bij haar vader. Ik draag haar altijd met me mee. Ze is nu meer in mij aanwezig dan bij leven. Ik ervaar haar als een deel van mij. Meer dan voor haar overlijden. We zijn onlosmakelijk verbonden. Dit is heel intuïtief. Er zijn rationeel maar moeilijk woorden voor te vinden. Het is iets dat ik ook herken bij anderen als zij over hun overleden ouders spreken. Het is een heel nieuwe dimensie. Misschien vind je het gek als ik zeg dat ik het zelfs als een verrijking ervaar. Maar zo is het wel.

Er komt een enorm schip aan. Dat brengt mij weer terug in de nuchtere realiteit van Ameide. Op het bankje aan de Lek. Waar de wind nog steeds hard waait waardoor het te koud is om lang stil te zitten. Ik stop de ‘koffiespullen’ daarom in de tas en stap weer op. De klok slaat half zes. De pauze heeft lang genoeg geduurd.