Zoete Herinneringen

22 juni 2020 - Gouda, Nederland

Via traptreden renden we de Goejanverwelledijk op. Om tikkertje te gaan spelen in het park langs de IJssel. Brugklassers van het Sint Antonius College. Wij hadden er nog steeds veel behoefte aan. Bij lesuitval mochten wij gelukkig ‘de cour’ nog af. En dat deden we maar wat graag als het mooi weer was. Dit was de vrijheid die ik zo waardeerde aan deze middelbare school. Geen strenge regeltjes en betutteling. Gelukkig niet.

Ik zat in klas 1C en fietste dagelijks met mijn vrienden/klasgenoten over ‘de dijk’ langs de Hollandse IJssel naar Gouda. Weer of geen weer. We gingen er altijd doorheen. Bij slecht weer trokken wij nog gewoon van die dikke zware felgekleurde oranje of gele ‘ketelpakken’ aan als bescherming tegen de regen. Met de bus gingen wij nooit.

Mijn grote zus was vier jaar eerder op deze school begonnen. Zij zat nu in 5VWO. Vlak voor de zomervakantie had ze ons al laten zien hoe we naar school konden fietsen en waar we het best de dijk af konden gaan. Samen met mijn vriendje van de lagere school fietste ik heel opgetogen op mijn nieuwe ‘grote fiets’ met haar mee. Ik zie de wijnrode fiets van het merk ‘Fongers’ zo weer voor me. Met een handige terugtrapversnelling. Die twee standen had. Dat vond ik reuze luxe.

We kwamen van de drie katholieke lagere scholen uit Oudewater. Dorpse jongens. We vormden al snel een hechte vriendengroep. De fietstochten naar en van school waren voor ons speelmomenten voordat we aan de les of ons huiswerk moesten beginnen. Onder onze zwarte snelbinders zaten dikke leren schooltassen met hengsel en twee voorvakken. De schoolagenda ging in het ene vak en de etui in het andere. Aan het dragen van de tas kon je de brugklasser herkennen. Zij pakten deze nog keurig aan het hengsel vast.

Bij proefwerken hadden enkelen van ons de behoefte om elkaar te gaan zitten overhoren op de fiets. Ik had die behoefte helemaal niet en werd er altijd stik nerveus van. Het jaar erop ging ik als enige naar het VWO en kon ik voortaan zelf de stof in mijn hoofd repeteren en werden er geen zenuwslopende vragen meer gesteld. Maar toen waren ook de speelse fietstochten voorbij helaas.

Soms speelden we tikkertje op de fiets. De dijk was er breed genoeg voor vonden wij. Of probeerden we met een voet de tassen van elkaars bagagedrager te ‘duwen’. Om dat te kunnen voorkomen móest je heel handig worden in kort manoeuvreren, stevig remmen en plots aanzetten. Dat kon niet altijd goed gaan natuurlijk. Ik herinner mij nog de grote valpartij op het asfalt in de Hekendorpse Buurt. Net voorbij de helling die liep van bovenop naar onderaan de dijk. De knie van Frank lag helemaal open. Bij de dichtstbijzijnde boerderij werd aangebeld voor hulp. Een mobiele telefoon hadden wij toen nog niet. Boer van Rossum kwam met hagelwit snelverband eerste hulp verlenen. Mijn ‘grote zus’ kwam toevallig ook uit school gefietst en zag dat de man het niet nodig had gevonden om zijn zwarte handen te wassen alvorens te gaan verbinden. Ze zei hem dat zij het wel over zou nemen van hem. Ik hoor het haar nog zeggen. Enkele jaren later studeerde zij aan het HBOV. Het (b)leek haar roeping.

In de Hekendorpse Buurt stonden veel appelbomen op de dijk. Eronder graasden de schapen. Aan de voet van de dijk liep de weg. Daarover fietsten wij. In de herfst lagen er veel valappeltjes in het gras, in de berm en op het wegdek. Wij verzamelden ze in jas- en broekzakken en bekogelden elkaar er fietsende mee. Wat een lol hadden we.

Op de Steinsedijk tussen Haastrecht en Hekendorp waren wij de jongens van de LTS al gepasseerd. Voorbij Hekendorp sprongen wij snel van onze fiets. We snelden door een opening in de dijk bij de camping en legden onze fietsen er aan de achterkant tegenaan. Met tientallen appeltjes bewapend gingen we op onze buik in het hoge gras liggen wachten. Onze hoofden staken net voldoende boven de dijk uit om te kunnen zien of ze er al aankwamen. De meisjes van de LEAO lieten we gewoon aan ons voorbij gaan. Wij hadden het gemunt op de LTS’ers. We hoorden hen met veel bravoure aankomen. Toen ze ons passeerden vloog het overrijpe groene fruit door de lucht. Sommige appeltjes zetten zich vast tussen de spaken in voor- en achterwiel. Volgens mij werd het redelijk sportief opgevat en kwam er geen grote ruzie uit voort behalve een vrolijk appelgevecht. Wel waren wij er daarna steeds op gespitst of wij niet zelf in een hinderlaag zouden rijden.

Er waren een MAVO en huishoudschool in Oudewater. Als je geen schooladvies voor een van deze vormen van onderwijs had gekregen, ging je automatisch in Gouda op school. In de ochtend en middag was het ontzettend druk langs en op de dijk langs de Hollandse IJssel. Er ging dagelijks een enorm grote stroom scholieren naar en van Gouda. Scholieren die van Hekendorp naar Oudewater gingen, waren vrijwel de enige tegenliggers.

In Hekendorp was een dorpswinkeltje van de familie Pooij. Daar stapten veel scholieren af om iets te kopen. Ertegenover, onderaan Goejanverwelle, lag het dorpscafé met dezelfde naam. De dorpswinkel is er al lang niet meer, maar het café nog wel. Als we erge dorst hadden en het nog rustig was in het café, dronken wij er een glas water aan de toog. Dat was wél toegestaan en kostte ons niets. Degenen die voor de winter jarig waren trakteerden er op ijs. De advocaatdip was favoriet. De ondergrond van het terras bestond uit grof gewassen grind. Daarop stonden zwarte metalen stoeltjes die met rood, geel of groen rubberen draden bespannen waren. Het vormde zitting en rugleuning. Ik weet nog dat het heel gerieflijk zat.

Degenen die na de winter jarig waren trakteerden op softijs. We hadden een hokje ontdekt naast een bakkerswinkeltje op het Marktveld in Haastrecht. Het hokje deed nog het meest denken aan een houten bushalte. Erin waren aan weerszijden van de ijsautomaat houten banken gemaakt. Daarop aten wij onze ijsjes. Deze kostten slechts een kwartje en waren ongelooflijk lekker. Het kwam voor dat wij al ons zakgeld in de gleuf van de ijsautomaat spendeerden. Halverwege ging het bolle glazen luikje even dicht omdat de bakkersvrouw het ijs opnieuw moest bijvullen. We hadden de indruk dat de hoeveelheid ijs per bakje steeds wat minder werd in de weken daarna. Maar misschien dachten wij dat maar.

Bij de Sportlaan in Gouda was de dijk hoog. De helling was er lang en steil. Toen wij er na een schooldag lege kartonnen dozen vonden, maakten wij er eenvoudige sleetjes van en lieten ons ermee naar beneden glijden. Wij zagen overal spel in.

In de brugklas was het lesrooster nog redelijk gunstig. Op maandag hadden we wel een lange dag maar hadden wij het zevende en achtste uur gym op het rooster staan. Op vrijdag hadden we opnieuw een lange dag maar werd deze afgesloten met een blokuur tekenen. Ik herinner me hoe wij in de wintermaanden zaten te tekenen terwijl het buiten al donker was en er dikke sneeuwvlokken naar beneden vielen. We verheugden ons al op de fietstocht naar huis. Die tekenles is mij om die reden altijd bijgebleven.

In de zomer hadden wij een tekenles in de buitenlucht. Met een staafje houtskool en een groot vel papier op een houten plankje togen wij naar het IJsselpark. Daar mochten we gaan tekenen. Ik weet nog dat ik een van de houten bruggetjes ben gaan natekenen. Dat lukte mij nog best redelijk. Tekenen was namelijk niet een van mijn talenten. Ik vond het een geweldige tekenles. Na afloop mochten wij zelfs nog even tikkertje spelen. Ik ben mevrouw Arkesteyn nog altijd dankbaar. Bij haar werd inzet en werkhouding meegenomen in de beoordeling.

Tot deze tekenles hadden wij er geen weet van dat hier een park was. We hebben er daarna regelmatig tussenuren doorgebracht met het spelen van tikkertje en verstoppertje.

Het park bestaat niet meer. Het is deel van het kerkhof geworden. In de vorm van een natuurbegraafplaats. Mijn moeder en zusje zijn hier nog maar zo kort geleden gecremeerd. Ik voel me enigszins schuldig dat er in mijn gedachten ook ruimte blijkt te bestaan voor fijne herinneringen naast de zo droevige. Rouw slingert me heen en weer. Ik laat alle kanten ervan maar bestaan. Ik weet niets beters.