Wielergekte en de impact van het beeld

25 februari 2020 - Essen, België

Ik nam altijd vanzelfsprekend aan dat Noord Brabant het Nederlandse deel van Brabant was. En dat het door een nauwelijks zichtbare grens gescheiden was van het zuidelijke deel. Vlaams Brabant. Sinds het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1830. Maar dat is niet zo. Noord- en Vlaams Brabant grenzen helemaal niet aan elkaar.

Ik fiets op de Hollandsedreef. Precies langs de grens af. Tussen Nederlands Brabant en de Belgische provincie Antwerpen. Links van mij zie ik het kerktorentje van het Vlaamse dorp Essen. Over minder dan 100 meter sla ik rechtsaf. Dan ga ik richting het Brabantse dorp Wouwse Plantage.

Er passeren mij regelmatig wielrenners deze maandag. Waar en wanneer je ook gaat. Het maakt eigenlijk niet uit. Wielrenners kom je overal en altijd tegen. Op alle dagen van de week. Meest mannen. Vaak in groepen of tweetallen. Maar net zo vaak alleen.

De man die mij zojuist voorbij gaat, zit mooi op zijn fiets. De donkere fietskleding is zorgvuldig uitgezocht en matcht uitstekend met de fietshelm, de (hand)schoenen en het frame van de fiets. Het is een jonge vent. Dat kun je wel zien. Goed gespierd en slank. In de kracht van zijn leven. Ik kijk graag naar een atletisch lichaam dat goed verzorgd wordt en een mooie motoriek laat zien. Een goed uitgevoerde fietsbeweging blijft dan prachtig om naar te kijken.

Door mijn met voetbal ontwikkelde O-benen zit het er bij mij helaas niet meer in om ook zo’n mooie trapbeweging te maken. Ik heb het wielrennen daarvoor te laat omarmd. Ik heb heus geprobeerd om mijn bovenbenen dichter langs het frame te bewegen. Maar ik kreeg er ernstige knieklachten van. Dan maar blijven fietsen met O-benen. Ik geniet er niet minder van. Ik vorm van mijzelf het beeld dat het er net zo mooi uitziet. Dat verhoogt het plezier. En mijn eigendunk.

Wanneer ik met de auto in moet houden achter een groep wielrenners, kijk ik altijd automatisch naar de ‘zit’ en de ‘trapbeweging’. Je kunt in één oogopslag zien of iemand goed op zijn fiets zit. Ik realiseer me dat de bestuurder van de auto achter mij wellicht ook deze vliegensvlugge analyse maakt en zijn conclusie trekt. Het zij zo.

Dirk Jan Roeleven is journalist en programmamaker. Hij werkt onder andere voor het NTR-programma Andere Tijden Sport. Hij schreef een prachtig boek over zijn nieuwe  Cucchietti-fiets die hij had laten maken in Italië. Door een oud-wielercoureur. Hij haalt de racefiets persoonlijk op en rijdt hem solo over de Alpen naar huis. Het wordt een kruistocht in wielerbroek schrijft hij. Roeleven merkt op dat Italië en België echte wielerlanden zijn. Daar heerst wielergekte. Nederland kent dat niet. Wij zijn een nuchter fietsland. Dat is heel wat anders.

In België worden de meeste wielerklassiekers verreden. Men heeft er net iets minder coureurs in de Top-100 aller tijden en veel minder fietspaden dan wij. Maar men kent toch een veel rijkere wielertraditie. Wanneer Roeleven door Italië en België gaat, wordt hij regelmatig aangesproken over zijn mooie rode Italiaanse fiets. Door zowel mannen als vrouwen. In Italië herkent men het merk van een groot coureur. Men eert er zijn sporthelden. Meer dan wij dat doen. Wij zijn ook daar te nuchter voor.

In 2011 werd bekend gemaakt dat het parcours van de Ronde van Vlaanderen drastisch gewijzigd zou gaan worden. Het stuitte op groot verzet. De Ronde wordt als een monument gezien waaraan niet getornd mag worden. Het lijkt erop dat de Ronde van Vlaanderen als belangrijk Erfgoed wordt beschouwd.

Sinds de jaren tachtig is er steeds meer aandacht voor het behoud van Immaterieel Erfgoed. Er is onderzoek naar gedaan. De meeste experts zijn het er over eens dat het wordt veroorzaakt door de snelle veranderingen waarmee we te maken hebben. Immaterieel Erfgoed geeft daarentegen juist een gevoel van identiteit en continuïteit. Het vormt de ziel van een gemeenschap. Te snelle veranderingen ontregelen die.

Enkele weken geleden hadden wij een bestuursvergadering van de Haastrechtse IJsclub. Ik vertelde in de vergadering dat ik natuurlijk ook het liefst jaarlijks een Twee Provinciëntocht op natuurijs heb, maar dat dit helaas niet meer de realiteit van nu is. We zullen het namelijk steeds vaker zonder ‘echte winters’ moeten doen. Het vormt een grote uitdaging voor ons om de oer Hollandse wintertraditie desondanks levend te houden.

Schaatsen op natuurijs staat op de lijst van Hollands Immaterieel Erfgoed. Het zit zo diep in het DNA van de Nederlander, dat het in feite al veel langer cultureel erfgoed was. Het gaat hier om een cultuur die van generatie op generatie is doorgegeven en zich uit in tradities, rituelen en gewoonten. Wij hebben er nog maar weinig van in Nederland. In de landen om ons heen is dat wel anders.

Gek genoeg is men aan mijn linkerhand hartstikke wielergek. Daar heeft de sport die rijke cultuur, historie en traditie wel. En rechts van mij – in Brabant – heeft het die niet.   

Tim Krabbé schreef de roman De Renner in 1978. Het staat nog steeds op nummer Eén in de Top Tien van wielerboeken. Het wordt beschouwd als een literair werk. Door het lezen van het boek kruip je in het hoofd van de amateurwielrenner Krabbé die aan een spannende wedstrijd deelneemt. Het is heel pakkend geschreven. Je hartslag gaat vanzelf omhoog bij het lezen van het laatste hoofdstuk. Daarin wordt eindelijk duidelijk of Krabbé de zware klimkoers in Zuid-Frankrijk gaat winnen. Of dat die eer te beurt valt aan zijn medevluchter Reilhan.

Het valt op dat een wedstrijdrenner in staat blijkt om allerlei scherpe observaties te doen tijdens het fietsen. Een goede renner leest de wedstrijd en probeert de tactiek van de tegenstander te doorgronden.

De terugtocht van Roeleven over de Alpen en Vogezen is weliswaar geen wedstrijd maar verwordt wel tot een “hel van vrachtwagens, slagregens, rukwinden, afgesloten bergpassen en ijzige koude”. Ook hij verricht scherpe observaties maar heeft daarnaast nog ruimte voor melancholische overpeinzingen. De nuchtere journalist heeft in de mist op de flanken van de Grand Ballon een religieuze ervaring. Hij wordt er plotsklaps aangemoedigd door zijn overleden vader. Dirk Jan was vijftien jaar toen hij zijn vader verloor. Nu pas staat hij open voor rouw.

Op de splitsing die ik nader, komen een man en vrouw van links aangereden. Op de racefiets. De man voorop. Zijn vrouw volgt. Er zijn nog steeds relatief weinig vrouwen actief in de wielersport. Als ode aan de vrouwen werd juli 2019 uitgeroepen tot Vrouwenmaand door de KNWU.

Lange tijd vond ik voetbal geen vrouwensport. Het paste niet in het beeld dat ik had. Ik herinner mij namelijk nog altijd de bonkige meiden van een voetbalclub uit de regio. Met een portemonnee in de kontzak van de half afgezakte voetbalbroek liepen ze naar de kantine. Na afloop van een voetbalwedstrijd. Het was onaantrekkelijk. Onelegant. En niet vrouwelijk.

Het hedendaagse vrouwenvoetbal laat echter zien dat de sport ook geschikt is voor de verfijnde vrouwelijke motoriek en er toch wel elegant uit kan zien. Ik heb mijn beeld bijgesteld.

Gerard Cox zong "Zo’n lekkere strakke blonde meid op een racefiets". Een niet sportieve maar wel aantrekkelijk jonge blonde vrouw in sexy zomerkleding, fietst aan hem voorbij in het filmpje dat bij het nummer gemaakt is. De video is nu geblokkeerd op YouTube. De liedtekst is nog wel terug te lezen op internet. We vinden de tekst nu seksistisch. De blonde vrouw wordt erin afgeschilderd als lustobject. Het filmpje bevestigt dat beeld nog eens.

Ik vind wielrennen een elegante sport. De houding van de wielrenner is mooi om te zien. Het wielertenue accentueert dit beeld. De licht gebogen armen op het stuur. Het buigen en strekken van de benen. Waardoor de kuit-, bovenbeen- en bilspieren goed te zien zijn. Wanneer je zelf wielrent, voel je deze spieren. Hart, longen en spieren werken harmonieus samen. Dat geeft een kick. Steeds weer.

Dirk Jan Roeleven beschrijft in zijn boek dat hij geen steriele mafkees is met geschoren benen en een wereldbeeld heeft van wielen en stuurlinten maar wel zodanig gedeformeerd is dat hij bij een passerende mooie vrouw op een racefiets eerst de fiets bekijkt en dan pas de berijdster. Om toch maar aan te geven van welk niveau zijn wielergekte is.

Bij het lezen van die zin realiseer ik mij dat ík wel eerst naar de vrouw zal kijken. Ik beleef wielrennen als een lichamelijke en fysiologische ervaring. In een natuurrijke en door de elementen bepaalde omgeving. Ik geef meer geld, tijd en aandacht aan mijn fiets dan aan mijn auto. Míjn wielergekte is weer van een heel andere orde dan die van beide schrijvers.

Dat mannen naar vrouwen kijken, blijkt een oerinstinct. Het gebeurt vaak onbewust. Het gebeurt voordat je er zelf erg in hebt. Een aantrekkelijke vrouw houdt je blik net wat langer vast. Ik wil dat nooit laten merken, voel me er wat ongemakkelijk bij. Openlijk flirten is niet aan mij besteed.

Zoals die keer dat ik net de steun van de Lekdijk opgekomen was en nog moest doorschakelen om weer in een lekker tempo te komen. Op dat moment passeerde een aantrekkelijke vrouw op een racefiets. Ze had een mooie fietstechniek, een heel goede zit. Ze hield het bovenlichaam keurig stil terwijl haar handen op het stuur rustten. Een elegant donkerblond staartje kwam onder de fietshelm uit. Het danste mee op haar bewegingsritme.

Wat een prachtige vrouw. Ze was duidelijk een geoefende fietser en reed harder dan ik. Ik bedacht me dat ik nooit probeer aan te klampen maar altijd mijn eigen tempo rijd. Dat zou ik ook nu doen. Ik wilde niet de kans lopen als vieze ouwe gluurder gezien te kunnen worden. Langzaam vergrootte de vrouw haar voorsprong. Bij de volgende bocht verdween ze definitief uit beeld. Ik wil wel bekennen dat ik dat best jammer vond.

We dragen onnoemlijk veel beelden met ons mee. Beelden waaraan emoties gekoppeld zijn, blijven ons beter bij. Liefst positieve maar helaas ook negatieve. Onze herinneringen zijn eruit opgebouwd.

Ik zie mooie beelden voor me: van de kleine velduil die geruisloos haar vleugels uitslaat en de duisternis invliegt, de hinde die mij in totale stilte aankijkt bij de invallende schemering, van mijn peuterzoontje die op kleine sandaaltjes voor me uitstapt terwijl stille vlinders om hem heen opvliegen, mijn dochter die op een pony over het Jaagpad galoppeert terwijl ik post bestel, mijn zoon die straalt als hij een gele Gameboy Color voor zijn negende verjaardag krijgt, van de buffelstier in de Zuid-Afrikaanse bush die mij aanstaart als ik hem in de lens van mijn camera vang, de stralende glimlach van mijn vrouw, de vertrouwde handen van mijn moeder in het ziekenhuisbed, van de respectvolle groet van mijn schoolleider bij de kist na de afscheidsdienst …

Gisterenavond zat Jan Terlouw weer aan tafel bij De Wereld Draait Door. Het gesprek ging over zijn boek Oorlogswinter dat nu ook in het Chinees vertaald is. Terlouw vertelt hoe hij zijn kinderen vaak over de oorlog vertelde die hij als 8 tot 13 jarige jongetje had beleefd. Hoe de oorlog diepe indruk op hem gemaakt had. De beelden die voor altijd op zijn netvlies staan, vormden de basis voor zijn boek.

Even ervoor zat Erik Scherder, hoogleraar neuropsychologie, aan tafel bij Matthijs. Hij sprak over zijn vele angsten. Veel ervan werden herkend door Van Nieuwkerk. Die toegeeft ook veel angsten te bezitten. Hij vertelt waar zijn angst om op de snelweg te rijden ontstaan is. Hij stond bij een benzinepomp in Italië en keek naar het langsrazende verkeer. Opeens besefte hij hoe hard er gereden wordt en hoe kwetsbaar je bent als er iets verkeerd gaat. Met dit beeld voor ogen durft hij sindsdien de snelweg niet meer op.

Ik was jarenlang in therapie voor de behandeling van sociale angst. Na vele behandelsessies waaronder de gangbare cognitieve gedragstherapie kwam het maar niet tot een echte doorbraak. Ik bleef er erg veel last van houden. Op school werd mij plotsklaps gevraagd om de ochtendbriefing te doen voor een groep van ruim dertig medewerkers. Ik was onderbouwcoördinator en bij afwezigheid van de schoolleider moest ik inspringen. Het angstzweet brak me uit. In gedachten zag ik mezelf voor de groep staan en compleet falen. Ik lag er de hele voorafgaande nacht van wakker. Tegenwoordig geef ik met het grootste gemak en met veel plezier informatie op ouderavonden. Ik verzorg studiedagen. Ik vind dat nu bijzonder leuk. Het omslagpunt is heel duidelijk aan te wijzen.

Tijdens een van de gesprekken met mijn behandelaar zei ik: “weet je …, eigenlijk heb ik vooral last van een beeld over mijzelf dat ik alsmaar met me meedraag. Als ik bij de koffieautomaat sta en een collega vraagt mij hoe mijn dag was, dan zie ik mezelf krimpen en de ander groeien. Ik zet de ander op een voetstuk en ervaar heftige angst”. De behandelaar stelde daarop Imagery Rescripting voor als behandelmethode. Imagery Rescripting is een therapeutische techniek waarbij verontrustende herinneringen of ervaringen veranderd worden in meer hulpvolle en positieve mentale beelden. Ik moest het beeld dat mij hinderde oproepen en bedenken welke steun ik nodig zou hebben om het te wijzigen. Het installeren van een hulpbron wordt dat genoemd.

Tijdens één sessie kon ik het jarenlang meegedragen negatieve beeld bijstellen. Sindsdien sta ik veel zelfverzekerder in het leven. Ik dank de therapeute uit de grond van mijn hart. En dat heb ik haar gezegd. De impact van het beeld dat ik had, was enorm. Het hield de angst in stand. Dit is meestal het geval na traumatische ervaringen en het ontstaan van heftige angsten.

Mijn beeld van Brabant was natuurlijk niet traumatisch. Het was wel een onvolledig en onjuist beeld. Het is definitief veranderd. Voor mij is Brabant – sinds ik haar ‘gedwarst’ heb – vooral synoniem voor gemoedelijkheid, vriendelijkheid en warme gastvrijheid.

Een groepje Vlaamse wielrenners slaat linksaf richting Essen. Ik ga rechtsaf richting Wouwse Plantage. De naam alleen al maakt nieuwsgierig.

Foto’s