Verloren Waarden

18 juni 2018 - Thorn, Nederland

Er staat een houten bankje langs de Maas. D’HEEREN-ZIT staat op de houten rugleuning.

Zeker een bankje voor mannen op leeftijd, die al keuvelend uit willen kijken over de Maas en haar bevaarders? Of is het een knipoog naar het rijke Roomse leven dat hier ooit gewoon was. Katholieken hebben zichzelf immers altijd met enige ironie en zelfspot kunnen bekijken. Religie met een grap en een grol. Plezier maken mocht. Men dééd het in ieder geval onder elkaar.

De kermis is van oorsprong een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag van de patroonheilige van een katholieke kerk of plaats. In de R.K. Kerk wordt eraan vastgehouden dat carnaval is afgeleid van ‘carne levare’, dat ‘opruimen of wegnemen van het vlees’ betekent. Dit heeft te maken met de vastenperiode, die begint na afloop van de drie carnavalsdagen, ter voorbereiding op de Vastentijd. De R.K. Kerk kent nog altijd veel hoogfeesten en feestdagen door het jaar heen. De lijst is lang. Kerkelijke feestdagen waren natuurlijk ter verering en viering bedoeld maar doorbraken ook de eentonigheid van ‘alleweek’. Men had geen lange vakanties, geen pretparken, geen bijzonder vermaak en vertier. Er waren lange werkdagen en een dito werkweek waar ook de zaterdagochtend nog toe behoorde.

Ik stap af om een foto van het bankje te maken. Ik hurk diep zodat ik een achtergrond heb die de indruk wekt dat de tijd heel even heeft stilgestaan. Ik druk af. Als ik weer rechtop sta zie ik alweer de realiteit. Er is veel veranderd.

Overal in het Limburgse landschap zie ik nog de wegkruisen als elementen van het rooms-katholieke geloof dat hier ooit zo vanzelfsprekend was. In dorpen zie ik straten met namen die doen herinneren aan een tijd dat er nog een hechte katholieke gemeenschap bestond. Een leven dat doorvlocht was van het geloof. Het is verleden tijd.

Ik groeide op in een katholiek gezin. In een katholieke familie. Ik ging tot mijn puberteit op zondagochtend naar de katholieke Sint Franciscuskerk in Oudewater. Ik ging naar de katholieke Franciscus-kleuterschool en Mariaschool aldaar. Daarna naar het katholieke St. Antoniuscollege in Gouda. Ik volgde ook nog de opleiding aan de katholieke Pedagogische Akademie Thomas More in Rotterdam. Tenslotte vond ik mijn eerste baan op de katholieke basisschool Speel- en Werkhoeve in Bodegraven.

Het waren de laatste resten van de verzuiling. Voor mij nooit dwingend. Meer vanuit een gewoonte. Wij mochten namelijk wél spelen met vriendjes die een andere geloofsachtergrond hadden. In de tijd van mijn ouders  lag dat nog ingewikkelder. Mijn schoonmoeder werd geleerd de boodschappen bij de katholieke kruidenier in het dorp te halen. Ze ging ook echt niet naar de winkel van de familie De Korte aan de overkant van de straat. Daar gingen uitsluitend mensen met een protestants christelijke achtergrond hun etenswaar halen. De zuilen waren gescheiden. Maar binnen de eigen groep was er saamhorigheid.

Het hebben van eenzelfde achtergrond verbindt groepen mensen. De zuil waartoe je behoorde, maakte deel uit van je identiteit. Het gaf duidelijkheid. Mensen waren gemakkelijk in hokjes te plaatsen.

Het katholicisme vormt al lang niet meer het cement in Limburg. Wel zijn er nog gebruiken en gewoonten blijven bestaan die eruit voortkomen. Denk alleen maar aan het carnavál. En de bourgondische sfeer die er hangt. De dorpscafés naast de kerk. Het Limburgse en Brabantse leven zijn ermee doorspekt. Ik voel me in een Limburgs dorp meer thuis dan in het calvinistische noorden. Het heeft een sfeer die ik herken. Een sfeer die zich ook onderscheidt. Nog steeds. Ik voel dat ik eenzelfde achtergrond deel. We delen onuitgesproken normen en waarden. Zelfs de humor raakt aan die van mij. Het katholieke geloof heeft generaties gevormd. De generaties na mij herkennen dit al niet meer.

Ik heb het Rooms-Katholieke Geloof nooit als zwaar beleefd. Mijn ouders ontwikkelden zich van vanzelfsprekend volgzame naar kritische gelovigen. Ze slikten niet alles voor zoete koek. Mijn oma liet zich al niet meer zeggen door de pastoor dat het tijd werd om een ‘nieuw schaapje’ aan de kudde toe te voegen. Dat bepaalden zij en mijn opa zelf wel.

Als kind ging ik naar de kerk. Ik vond de missen lang en saai. Zoals bijna alle kinderen. Maar op de een of andere manier nam ik ook dingen in me op waar ik me toen niet bewust van was. De rijke symboliek en riten. De geur van wierook, kaarsen en oude missaaltjes. De afbeeldingen op de grote gebrandschilderde ramen. De gedragen muziekklanken uit het grote pijporgel. De Gregoriaanse en Latijnse gezangen. Maar ook de meer aardse klanken van het bandje dat naast het altaar aan gezinsmissen een moderner beleving gaf. Mijn vader met sopraansaxofoon en mijn ome George op trompet maakten er deel van uit.

Katholieken stonden zichzelf een soort frivoliteit toe. Ik ervoer het vooral als een blij geloof. Maar het geloof werd bij mij thuis heel luchtig en nuchter beleefd. Dat heeft er wel aan bijgedragen.

In Oudewater was er de orde van Franciscanen. Minderbroeders. Ze woonden naast de kerk in de belendende pastorie aan het Heilig Leven waar ook de bibliotheek gevestigd was. De Franciscanen gingen gekleed in een bruine of zwarte pij met wit koord om de middel. Ze droegen een schoudermantel met puntkap. Een ander opvallend  kenmerk was hun kaalgeschoren kruin.

Een van hen was pater Hooijmans. In mijn herinnering een heel benaderbare, vriendelijke en opgeruimde man.

Achterin de kerk bij het doopvont stond een beeld van een Heilige met een kind op de arm. Het blijkt de beeltenis van Antonius van Padua te zijn. Een minderbroeder, en dus Franciscaan neem ik aan. Ik heb als kind altijd gedacht dat Pater Hooijmans er model voor had gestaan. Tot mijn spijt roept het beeld na alle misstanden in de kerk niet meer louter vriendelijke associaties op.

Ik gaf op mijn achttiende training aan de E1 pupillen van voetbalvereniging UNIO. Jongetjes van de Franciscusschool vertelden in geuren en kleuren hoe een meester van hun school, die enkele jaren later tot priester gewijd werd, snoepjes en autootjes uitdeelde als ze bij hem op bezoek kwamen. Ouders waren hiervan op de hoogte. Ik heb er later nog vaak aan teruggedacht. Zeker toen de man uit zijn priesterambt was gezet.

Ik zie een bankje staan. Aan een weidse plas. De zon schijnt maar het is best fris. Als ik stil zit, mis ik mijn lange fietsbroek toch wel😉.  Ik pak de koek uit Tegelen, de thermosfles, een zakje cappuccino en de creamer. Ik maak koffie. Er fietsen mensen langs. Jonge mensen laten hun hond uit. Hoe is het mogelijk dat er in enkele decennia zo ontzettend veel veranderd is. Het christelijke geloof speelt nog nauwelijks een rol in onze samenleving. Ik heb daar geen moeite mee. Begrijp me goed. Maar we zijn er naar mijn mening ook zeer belangrijke waarden mee verloren.

Het onweerde en regende. Het kwam met bakken uit de lucht vallen. Natuurlijk stond ik weer lekker naar buiten te kijken. Ik herinner me hoe de putten het water niet langer konden verwerken en hoe de Hendrik van Viandenstraat zich tot aan de stoeprand vulde met water. Het was zeer vermakelijk om te zien hoe mensen zich door de grote plas naar huis spoedden. Sommigen tilden de voeten van de trappers. Anderen hielden nog met één hand een paraplu vast en probeerden zich tegen beter weten in droog te houden. Toen kwam pater Hooijmans eraan op de fiets. In zijn pij met koord. Hij zette extra aan en tilde daarna de voeten van de trappers in de veronderstelling dat hij voldoende vaart had om de andere kant van de plas te halen. Maar in een diepe plas is de weerstand groot. Halverwege moest hij de voeten met sandalen al in de plas water zetten. Door die actie werd hij minder verheven en meer mens voor mij.

Bij een Mariakapelletje staan verse bloemen in een vaas. Een waxinelichtje brandt. Een kaarsje aansteken bij Maria. Veel mensen doen dat nog. Het blijkt zelfs dat ook niet gelovigen kaarsjes aansteken en dan in gedachten bij dierbaren zijn. Het ritueel en symboliek hebben nog steeds waarde. Mijn oma deed het altijd wanneer iemand examen moest doen of een operatie moest ondergaan.

Onlangs ben ik met mijn moeder naar de kloosterkapel bij het klooster van de paters Passionisten gegaan. We staken een kaarsje aan voor mijn jongste zusje. Bij het Maria-altaar. Mijn moeder was al jaren niet meer in de kerk geweest. Maar het heeft nog altijd betekenis voor haar.

Ik zat met achtenveertig leeftijdgenootjes in de tweede klas van de lagere school. De ongedeelde klas had zuster Roberta als juf. Een strenge ernstige vrouw die niet van opsmuk hield maar vooral van soberheid. Ik had het beter getroffen, ik zat in de gedeelde klas van juf Gresnigt. Een leuke vlotte jonge moderne juf. Door het zeer smalle steegje langs het sigarenwinkeltje van de familie Streng liepen we naar de kerk. Komende zondag zouden we onze Eerste Heilige Communie doen. We oefenden het hand in hand twee aan twee naar het altaar lopen door het brede middenpad in de juiste rustige pas. We oefenden in het met een aantal kinderen tegelijk knielen aan de communiebank. We oefenden hoe we onze handen op elkaar moesten leggen om de hostie te kunnen ontvangen. De rechterhand boven. We oefenden lieve brave godsdienstige liedjes.

Op de dag zelf droegen we heel feestelijke nette kleding en waren veel meisjes in het wit gekleed. Ik liep naast Els Slootjes. Mijn vriendje mocht naast Anita Sluijs lopen. Hij had geluk. Ik was jaloers. Ik vond Anita leuk. “Maar dat kon eigenlijk helemaal niet, ze was immers mijn achternichtje”, tot mijn spijt. Niet dat het iets uitmaakte. Ik liet immers toch niets van verliefdheid merken.

Ik mocht de eerste lezing voorlezen uit de kinderbijbel. Ik zie nog die volle grote kerk voor me. Ik moest door de microfoon spreken. Mijn moeder zei me dat ik met grote stappen en met zelfvertrouwen naar voren was komen lopen. Ik vond het fijn dat ze dat opmerkte, ik groeide ervan. Ik hoorde mijn stem door de kerk galmen. Het was doodstil. Het maakte enorme indruk op me. Na afloop van het ontvangen van het heilig sacrament kwamen mijn oud buurmeisje Ellie Nederend en haar vriendin mij complimenteren. Ik vind het nog steeds fijn om een tekst voor te dragen.

Ons huis was al spoedig vol met familie. Die had het druk. Er moesten namelijk nog twee neefjes van mij bezocht worden. Wat een feest werd het. Ik kreeg mooie cadeautjes. Van mijn ouders kreeg ik natuurlijk een kinderbijbel. Eenzelfde als waaruit ik had voorgelezen. ’s Avonds in bed las ik mijn tekst nog eens terug. Ik weet nog hoe trots ik was!

Ik was leerkracht van groep 4 in Bodegraven. Nog steeds ontving een groot deel van de kinderen het sacrament van de Heilige Communie. Ook toen nog zat de kerk vol met trotse ouders. Hadden de kinderen feestelijke kleding aan en zag ik gespannen koppies. Met zuivere stemmetjes zongen de kinderen a capella het Onze Vader. We hadden er hard op geoefend. Na afloop ging ik met een collega bij alle communicantjes langs. We hadden veel leuke en boeiende gesprekjes. Het werd mij wel duidelijk dat veel ouders hun kinderen graag lieten deelnemen omdat ze zelf zo een warme herinnering hadden aan deze bijzondere dag. Met een diepe geloofsovertuiging had het zelden nog van doen.

Mijn kinderen liepen met Palmpasen nog de processie met klas- en schoolgenootjes in een lange rij door de kerk. Stralende koppies achter rijk versierde palmpaasstokken. Een uitpuilende kerk. Na de mis liepen er overal gezinnen met palmpaasstokken over het dorp. Elk kind had een adres van een wat ouder familielid of dorpsgenoot waar de stok met lekkernijen gebracht mocht worden.

Ik hoop eigenlijk vooral dat mijn kinderen, net als ik indertijd, iets ervaren hebben van de verbondenheid met elkaar en de zorg voor anderen.

Afgelopen Palmzondag ben ik nog een keer naar de kerk gegaan. Ik hoopte stiekem nog iets te beleven van de bijzondere sfeer en verbondenheid. Maar er waren geen opgetogen kinderkoppies meer te zien. Geen scheefgezakte broodhaantjes op met crêpepapier omwikkelde houten kruisen. Geen enkele palmpaasstok nog. De processie bestond nog slechts uit de pastoor, zijn acolieten en twee misdienaartjes met een palmtakje in de hand. Ook in ons dorp brokkelt het kerkbezoek hard af. De bezoekers vullen nog slechts enkele banken.

Het is niet de weemoed omdat een geloof afbrokkelt. Niet de weemoed omdat kerken leegstromen en een andere bestemming krijgen. Alhoewel ik riten en symbolen krachtige en prachtige uitingsvormen van spiritualiteit vind. Ik heb ook veel moeite met de dogma’s. De door mensen bedachte regeltjes. De ge- en verboden waar ik met geen mogelijkheid achter kan staan. De uitsluiting van ‘anderen’. Dat is allemaal niet wat ik mis.

Waar ik moeite mee heb is dat er geen gelegenheden meer zijn waar we in stilte en met aandacht voor diepere waarden en levensvragen samen kunnen komen. Waar ik moeite mee heb is dat de verbondenheid en saamhorigheid uit de samenleving verdwijnen. Dat het belang van zorg en aandacht voor elkaar wordt onderschat. Waar ik moeite mee heb is dat het ík een veel te grote nadruk is gaan krijgen. Dat ego’s vaker nietsontziend zijn geworden. Dat zorg voor en betrokkenheid op elkaar afnemen. Waar ik moeite mee heb, is dat de tendens is ontstaan dat we denken het allemaal alleen te moeten en kunnen oplossen. Dat er met enorme ikke-ikke-ikken gestreefd wordt naar groot, groter, grootst. Naar goed, beter, best. Naar veel, meer, meest. Waar ik moeite mee heb, is dat het individualisme is doorgeschoten. Dat geschreeuw en oppervlakkigheid de overhand hebben. Ik heb moeite met de vele veel te grote ego’s. De holle vaten die het hardst klinken. Veel geblaat en weinig wol. Ik heb moeite met kinderen die opgroeien met het idee dat alles om hén draait.

Een mens is een sociaal dier dat zich verbonden wil weten. Dat wil kunnen schuilen in de sociale groep. Mensen hebben levensvragen. We hebben behoeften en noden die de oppervlakkigheid, het materialisme en de leegte overstijgen. Waar kunnen we daar nog bij stilstaan met elkaar? Waar kunnen we het uiten en delen? Waar kunnen we ons verbonden voelen?

Tijdens Stille Tochten? In volle stadions? Bij het kijken naar programma’s met uitgekauwde kijksuccesformules op commerciële zenders? Op Facebook, Instagram, Snapchat? In Whatsappgroepen? Op volle terrassen tijdens koopzondagen? Tijdens luxe vakanties waar het ons aan niets ontbreekt? Door in grote groepen achter elkaar aan te rijden in oude auto’s of op bromfietsjes?

Zijn het pogingen om een leegte te vullen? Pogingen om ons niet te hoeven realiseren dat we iets missen? Dat het eigenlijk niet de gezochte voldoening geeft?

Ik heb het antwoord niet. Elke crisis is de start van een nieuwe ontwikkeling en nieuwe inzichten. Uit onvrede groeit de wens om het anders te gaan doen. Op het moment is de Nederlander de gelukkigste mens op aarde volgens onderzoeken. Die uitkomst schetst een heel andere realiteit. Ik ben geen pessimist hoor. Ik ben juist heel nieuwsgierig hoe het zich allemaal verder ontwikkelt. Maar ik ben ervan overtuigd dat onze samenleving belangrijke waarden heeft verloren. En ik vertrouw erop dat dat inzicht geleidelijk aan steeds breder door gaat breken.

Hé, staat daar nou Thorn op het bord? Warempel. Ik was zo in gedachten verzonken dat ik me niet heb gerealiseerd dat ik Limburg natuurlijk uit ga fietsen als ik aan de westelijke zijde van de Maas blijf rijden. Maar ik laat me graag verrassen. Ik rijd over de kasseien door het witte centrum van Thorn. De terrasjes zitten vol. Ik heb even helemaal geen zin in het toerisme. Ik zoek liever de luwte nu. Thorn leunt tegen de Belgische grens aan. Ah, ik passeer de grens, ik ga België in. Richting Maaseik zie ik.

De Belgen vinden dat wij Hollanders dikke nekken hebben. Te grote ego’s. Te zeer zelfingenomen zijn. Zullen ze niet een beetje gelijk hebben?

Foto’s