In het veerhuis

16 oktober 2020 - Ammerstol, Nederland

Rechts van Restaurant ‘Aan de Dijck’ ligt het fietspad. Een kort venijnig hellinkje leidt terug naar de doorgaande weg langs de rivier. Haar fietsend nemen is het lekkerst. Snel terugschakelen dus.

Recht tegenover mij ligt een oude arbeiderswijk van Bergambacht. Aan de Dijklaan staat het geboortehuis van Wim Kok. Zoon van een timmerman die met de fiets naar de middelbare school in Gouda ging. Het verhaal van zijn jeugd boeit me. Een streekgenoot. Die het via de MULO tot minister-president schopte. Hij stond bekend als een serieuze en harde werker. Iemand die nimmer een carrière nastreefde, las ik ergens. Hij deed wat in zijn ogen ‘nodig was’ –  in de biografie van Ruud Lubbers las ik dat ook – en kwam zo min of meer vanzelf van de ene functie in de andere terecht. Het begrip ‘poldermodel’ komt op. Het is door hem internationaal bekend geworden. Soberheid en doelmatigheid zijn er kenmerken van. Ik verbind ze aan zijn jeugd in de Krimpenerwaard.

Ik zie ook de watertoren staan. Aan de voet ervan liggen de voetbalvelden van VV Bergambacht. Ik heb er vroeger uitwedstrijden gespeeld en bezocht die van mijn zoon toen híj er speelde. Wat verder naar het westen ligt het oude dorp. Met de gemoedelijk lange winkelstraat. Mijn moeder kocht er schoenen met mijn zusje. Bij Oskam in de Hoofdstraat. “Daar heeft men goede (podologische) kennis, en de mensen zijn er zo vriendelijk”, zei ze. Na een bezoek aan de schoenenzaak gingen ze een kop koffie drinken bij de bakker aan de overkant. Even verderop in de straat. Van heel gewone bezigheden werd iets bijzonders gemaakt als het even kon. Mijn zusje genoot daarvan. En mijn ouders daardoor ook. Ik kan me hun aanwezigheid daar zo scherp inbeelden dat het lijkt of ze dichtbij zijn.

Ik ga rechtsaf Lekdijk Oost op. Ik passeer veevoerhandel DZ-Six Diervoeders. Het bedrijf zat vroeger nog in het centrum van Oudewater aan de Hollandse IJssel. Ik kwam er dagelijks langs als ik naar de Mariaschool liep. Ernaast was margarinefabriek Brinkers. Daar werd uit kopra kokosolie gewonnen waarmee ‘kunstboter’ – een term van vroeger – werd gemaakt. Ik herinner me de geur ervan die zich heel sterk concentreerde onder de poort van de Grote Kerk die er tegenover stond. In 1973 werd de olieslagerij door brand verwoest. De dagen erna stonden we steeds te kijken hoe de brand met water en schuim geblust werd en het puin geleidelijk werd opgeruimd. Omdat we lopend naar school gingen en er nog veel bedrijven ín het centrum gevestigd waren, hadden wij altijd veel te zien als kind.

De Hollandse IJssel tussen de twee bruggen was het gebied dat ik ook vanaf het water zag als jongetje. Mijn neef en klasgenoot had een rubberen boot met een houten vlonder erin. Zo een waar een motor achter bevestigd kan worden. Maar wíj gebruikten heel gewone roeispanen. We voeren onder de ‘nieuwe brug’ door en bleven er stiekem liggen als schepen passeerden. De brugwachter verbood het omdat het te gevaarlijk zou zijn. Wij vonden het lekker spannend als het grote brugdek vlak boven ons hoofd naar beneden kwam en met een harde bons op zijn plek viel terwijl wij schommelden op de golven die ontstonden.

Vanaf het water zag Oudewater er heel anders uit. We konden het terrein van de machinefabriek van heel dichtbij bekijken. Twee van onze ooms werkten er. Bij Brinkers of Six lagen kleine vrachtschepen met de namen ‘De Hoop I, De Hoop II en De Hoop III’. Er zat eigenlijk wel heel veel twijfel in die naam. Het is jeugdsentiment. En dat is het ook nog eens omdat mijn oom, en vader van de bewuste neef, deze week overleed. Hij ook al. Het zet herinneringen in een ander licht. Alsof ze worden opgeborgen. In een grote doos van het verleden. Met een kleurige strik erom.

Er liggen hier meerdere bedrijven langs de Lek. Er is daardoor geen zicht op het water. Na een grote S-bocht doemt het silhouet van Ammerstol op. Het laatste bedrijf in de rij is Koninklijke otOlift. De traplift van mijn moeder kwam er misschien wel vandaan? Ik kijk naar huisjes en polder links van de dijk als er opeens sirenes klinken. Van alle kanten komen politieauto’s met zwaailicht aangereden. Vlak voor Ammerstol schieten ze een erf op. Tussen schuren onderaan de dijk houden ze halt. Net buiten het zicht. Dat is jammer voor alle nieuwsgierige dorpsbewoners die in groepjes bij elkaar klieken om maar niets te hoeven missen van het voorval. Ik voel me niet geroepen om ook te blijven staan kijken. ‘Je pet stond er zeker niet naar?’ Het is een retorische  vraag die ik mijn moeder kan horen stellen.

Er heeft zich een dreigende, diepzwarte wolkenlucht opgebouwd boven het dijkdorp als ik haar binnenrijd. Ik voel druppels vallen. Ik hoop maar dat het veerhuisje open is. Dan kan ik daar even schuilen. Want tot Schoonhoven is er geen beschutting meer. Van april tot oktober vaart er een fiets- en voetveer vanaf die plek naar Groot-Ammers. Op beperkte tijden. Sinds 2008 wordt dit weer mogelijk gemaakt door vrijwilligers.

Ik heb geluk. De deur is open. Ik ben amper binnen als het druppelen overgaat in stortregen. Ze klettert op het dak en tegen de ruiten. En maakt luchtbellen op het asfalt. Ik sta midden tussen allerlei materialen. In de andere helft van het gebouwtje, dat afgescheiden is door een dunne wand en een eigen ingang heeft, is een koffieruimte die dienst doet als ‘praathuis’. Het ‘oudemannenhuisje’. Ik kan er dus ook wel even gebruik van maken. Ik hoor stemmen. Er is een klein groepje mensen aanwezig. Een mevrouw vraagt of Willem ook nog koffie wil. Aan deze kant ben ik de enig aanwezige. Dat vind ik prima. Ik ben al enige tijd niet graag onder de mensen. Ik verkies afzondering.

Mensen horen niet graag verhalen die de andere kant van Instagram en Facebook laten zien. Veel van hen weten er nauwelijks op te reageren. Ik denk dat het hen confronteert met iets dat ze liever niet ervaren in zichzelf. Ik wil er niet door gekwetst worden nu. Ik neem het risico niet eens. Bovendien heb ik helemaal geen zin in de ‘koetjes en kalfjes’. Veel komt me als onbelangrijke ‘small talk’ voor. Normaal een sociaal smeermiddel. Maar ik ervaar het nu als leegte. Ik kies er liever voor om mijn verhaal aan een hulpverlener te vertellen. Zoals veel mensen doen. Luisteren met echte aandacht is een vaardigheid die we aan een professional toeschrijven. Veel mensen beginnen al snel over eigen ervaringen of zijn geneigd met ongevraagde adviezen te komen.

Ik weet zeker dat veel mensen het herkennen als ik zeg dat ik het even niet weet. Vooral omdat ik het perspectief mis in mijn ‘werkzame leven’. Maar ik mis ook plezier, voldoening en verbondenheid. Dit is nou zo een moeilijke periode waarvan je pas achteraf kunt zeggen dat het goed is gekomen als je weer blijheid ervaart. Ik beschreef het in ‘Levenspad’ (uit ‘Brabant Gedwarst’) toen ik nog vaste grond onder mijn voeten had. Maar nu ik middenin zo’n moeilijke periode zit, is het verdomd moeilijk om het vertrouwen en geduld te bewaren. Ik zoek en tast. Ik weet dat ik daarvoor zelf moet handelen. Stil zitten en afwachten heeft geen zin.

Achter mijn rug staat een eenvoudige stellage die gevuld is met tweedehands boeken. Het behoort tot de inmiddels duizenden openbare boekenkasten met een heel eenvoudig concept: ‘iedereen kan boeken lenen én boeken terugzetten’. Ik heb hier onlangs ook twee boeken neergezet.

Ik ga graag naar de bibliotheek van Gouda om boeken te lenen. Ik zoek gericht naar titels die mijn interesse gewekt hebben. Omdat ik ervan gelezen of gehoord heb.

De eerste bieb waar ik lid van werd was die in Oudewater naast de St. Franciscuskerk. Aan het ‘Heilig Leven’. Ze was gevestigd in een zaaltje dat tegen de pastorie aanleunde. Als wij op zondagochtend uit de kerk kwamen, was ze geopend. Jonge kinderen moesten achter een soort balie aangeven in welk boek ze geïnteresseerd waren. Dat was heel lastig omdat je nog geen kennis had van leuke titels en internet nog niet kon raadplegen. Bovendien zagen alle boeken er aan de buitenkant hetzelfde uit omdat er een dikke gemarmerde kaft omheen was gemaakt ter bescherming. Uitkiezen op grond van een titel of aantrekkelijke kaft kon niet.

Mijn zusjes en ik waren jaloers op onze oudste zus die wél naar de grote zaal mocht om zelfstandig boeken uit te kiezen. Daar stonden bijzonder hoge boekenkasten waar lange ladders voor hingen die je naar links of rechts kon schuiven. Hartstikke interessant vond ik dat. Zíj mocht zelf haar boeken uitkiezen. Mijn zus verslond boeken dus was het haar wel gegund. Als we thuiskwamen uit de kerk werd er altijd eerst koffie gedronken met elkaar. Heel gezellig, maar ik kon niet wachten om te beginnen in mijn boek. Ik herinner me dat ik graag boeken van ‘Pinkeltje’ en ‘Wiplala’ las. En iets later de ‘Arendsoog’ serie. Als ik in een boek begon, kon ik niet meer stoppen. Het was alsof je een andere wereld binnen stapte. Als het boek aan het eind van de dag was uitgelezen, kwam ik pas weer terug in de werkelijkheid. Het was een raar soort overgang. Ik was dan gewoon even van slag.

Liever ging ik spelen. Lezen had toch een wat saai imago vond ik.

Ik vind het leuk als mijn vrouw vertelt over de bibliotheek van Haastrecht. Zij mocht daar als klein meisje boeken lenen. Een lokaaltje van de oude Openbare Lagere school aan de Bredeweg was ervoor ingericht. Op de plaats waar later de brandweerkazerne kwam te staan die daar ook alweer sinds lang verdwenen is. Het andere lokaal werd gebruikt door de eerste peuterspeelzaal. De bibliotheek had een aantal planken aan de muur waarop de boeken voor volwassenen stonden. De kinderboeken stonden in een houten kast met twee openslaande deuren. Onderin lagen de stripboeken. Erboven stonden de gewone leesboeken. Een mevrouw achter een tafel zette een leenstempel aan de binnenkant van de kaft. Ze droeg een grote bril waardoor mijn vrouw in de veronderstelling verkeerde dat Annie M. G. Schmidt hoogstpersoonlijk de stempeltjes zette. De bibliotheek werd later vervangen door de bibliobus waar onze kinderen ook hun eerste boeken leenden.

Er gaat als kind een wereld voor je open als je leert lezen. Opeens komt er op een heel andere manier informatie tot je. Ik weet nog hoe mijn dochtertje zichzelf leerde lezen nadat ze aan ons gevraagd had hoe de letters klonken die op verpakkingen stonden. Voordat we het wisten kon ze lezen. Maar haar favoriete bezigheid werd het nooit.

Mijn oudste zoon leerde lezen in groep drie van juf Moniek. Van Sinterklaas kreeg hij nog een eenvoudig boekje met korte verhaaltjes op AVI 3 niveau. Maar voordat hij het uit had, bevatte het lezen al geen geheime codes meer voor hem. Zo snel kan het gaan. Lezen is per slot van rekening een neurologisch proces dat vrijwel vanzelf verloopt als je het eenmaal doorhebt. Híj bleef daarna lezen. We konden hem op zijn verjaardag bijna geen groter plezier doen dan hem een lekker spannend boek te geven.

Onze jongste zoon genoot het meest als hij werd voorgelezen. En ik genoot met hem mee. Want wat is er nou leuker dan lekker knus met je kind in bed te gaan zitten om samen een verhaal te beleven. Op momenten dat hij niet kan slapen, pakt hij nog weleens een kinderboek. Waarschijnlijk omdat de sfeer daarin nog zo lekker overzichtelijk en optimistisch is.

In boeken kun je dingen beleven die je in je eigen leven niet meemaakt. Via anderen leer je de wereld kennen. Verkrijg je ook kennis en inzicht. Ik las Zweedse detectives om de sfeer van dat mysterieuze land te kunnen beleven. Over de Marokkaanse achtergrond en cultuur kwam ik meer te weten via de boeken van Abdelkader Benali. Na het bericht dat mijn schoonvader zou gaan overlijden aan asbestkanker las ik een boek van Manu Keirse over het rouwproces en hoe je anderen erbij kunt steunen. Met Jolanda Linschootens verhalen en foto’s kon ik ook wat van de poolnacht en de middernachtzon beleven. Omdat ik steeds meer stil ging staan bij de vraag naar de zin van het leven, las ik het boek van Fokke Abbema waarin hij verslag doet van gesprekken met mensen over de essentie van het bestaan. Claartje Kruijff is een van hen.

Claartje koos ervoor om theologie te gaan studeren omdat zij een knagend gevoel van leegte achter de dingen bleef ervaren. Het lag voor anderen voor de hand dat ze filosofie zou gaan studeren omdat ze niet gelovig was opgevoed. Maar na een zoektocht kwam ze erachter dat het toch theologie moest zijn voor haar. Over die zoektocht en hoe het haar kijk op het leven veranderde, schreef zij het boek ‘Leegte achter de dingen’. De titel trok mijn aandacht vanwege mijn eigen worsteling. Het lezen ervan steunt me daarom. Het normaliseert mijn eigen onrust.

Ze kijkt op een heel frisse manier tegen geloof en leven aan. Niet dogmatisch maar vanuit de opvatting dat ieder mens levensvragen heeft en zoekt naar antwoorden. Antwoorden die zekerheid bieden, heeft zij ook niet. En een bewijs dat God bestaat evenmin. Dat doet er wat haar betreft ook helemaal niet toe. Ze heeft een open houding en komt ervoor uit dat ze net zo goed een zoekend mens is. Ze ziet het als haar missie om samen met anderen op zoek te gaan naar woorden en wegen die ons verbinden. “Het zoeken kenmerkt en verbindt ons”, schrijft ze. We kunnen leren van elkaars inzichten en ervaringen. De mensheid ontwikkelt zich daaraan. En iedereen heeft daar een eigen bijdrage in. De betekenis van Bijbelverhalen laat zij daarbij helpend zijn. Zo worden het levende verhalen. Die een leidraad kunnen zijn.

In haar periode van twijfel voelde ze zich onzeker en leeg. Ze schrijft: “Komt er nog wat? Zou ik het licht zien? Die blote voeten gingen gepaard met lege handen. Ik wist het echt even niet. Toch voelde het alsof ik het hier moest uithouden. In de woestijn, in de leegte, in de mist”.

Carel ter Linden hield een prachtige toespraak na het overlijden van prins Claus en bij het huwelijk van de koning en koningin in 2002. Hij is gegroeid in geloof zegt hij. Maar op een andere manier dan je zou verwachten. Na zijn emiraat is hij eigenlijk ‘tot bekering’ gekomen zegt hij er zelf over. “In mijn ogen is God een geestelijke werkelijkheid van liefde, trouw, recht, barmhartigheid, woede over onrecht, vergeving, verzoening, … En die werkelijkheid kan alleen door de mens gestalte krijgen, belichaamd worden. Het is een werkelijkheid die werkt op een andere manier dan we geneigd waren om te denken. Zo kan liefde uit zichzelf niets tenzij ie wordt opgepakt door iemand die liefdevol handelt.”

De interviewer blijft hem bevragen over uitspraken die hij enkele decennia geleden deed. Die staan haaks op hoe hij er nu tegenaan kijkt. Ter Linden zegt op licht ironische toon: “maar u vindt het toch wel goed dat ik een beetje ben gaan groeien?” Hij stelt dat zijn persoonlijk geloof maar ook het geloof in het algemeen zich namelijk steeds verder door ontwikkelen. Dat is een heel natuurlijk proces.

Het dogmatische geloof dat in de meeste kerken wordt gepredikt, staat niet open voor ontwikkeling. Het blijft vasthouden aan oude denkpatronen. Het past daarom niet meer bij de huidige ontwikkeling die de individuele mens, de mensheid en de maatschappij doormaken. Die ondergaan allemaal eenzelfde soort leerproces via vergelijkbare fasen. Door de kennis van ontwikkelingspsychologie, de filosofie en de bedrijfskunde naast elkaar te leggen is men de parallellen gaan ontdekken.

Een crisis als deze doet mij stevig wankelen. Claartje heeft gelijk, het is inderdaad een periode van grote twijfel. Ze roept vragen op die schreeuwen om een antwoord. Ik hoef geen sluitend antwoord. Ook geen zekerheid. Want niemand kan die geven. Ik wil wél weer een beetje balans vinden. Door inzicht te krijgen. Een nieuw perspectief te vinden. Zodat ik die onrustige gedachten kan laten kalmeren. Ik wil dat de mist optrekt en mijn glas van het leven weer halfvol raakt. Zoals ik gewend was. Ik verlang naar het ‘nieuwe normaal’.

Mijn vrouw had begin van de week een online vergadering. Met haar team. Ik hoorde hoe ze elkaar begroetten. Hoe ze plezier maakten. Ik hoorde hoe ze informeel spraken met elkaar. Maar ook daarna op inhoud zonder die vrolijke sfeer te verliezen.

Lezen verrijkt dan wel het leven. Maar het echte leven gebeurt hier. Op dit moment. Samen met anderen. In de ontmoeting en verbinding met elkaar. In serieuze, verdrietige en vrolijke momenten. Ontmoetingen met anderen geven het leven betekenis. Ik verlang ernaar het zelf ook weer zo te kunnen ervaren.

Als ik Flo uitlaat komt een te dikke hond via het weiland op ons toe rennen. De vrouw die hem uitlaat volgt in rustige wandelpas op enige afstand. De honden ravotten met elkaar en rennen onder hekken door en over ‘koeienbruggen’ heen. Zoals honden met elkaar spelen, kunnen wij dat nooit ook maar enigszins benaderen. Hoezeer we ons ook uitsloven met stukken touw, dikke takken en tennisballetjes. Mijn aanvankelijke neiging is om het verplichte gesprekje opnieuw liever uit de weg te gaan. Maar het komt toch tot een kleine ontmoeting. Omdat de honden zo lekker aan het spelen zijn. Zo blijkt dat wij beiden de hond van onze dochter uitlaten. De golden retriever waarmee Flo vorige week nog speelde, is haar hond geweest. Ze heeft het dier moeten laten inslapen enkele dagen geleden. Geen vrolijk bericht. En weer een overlijden. Bah. Maar toch doet de korte ontmoeting me goed. Ik merk dat ik er blijer van wordt.

Het is gestopt met regenen. Ik verlaat het veerhuisje en sluit de deur weer achter me. Ik veeg mijn zadel droog. Stap op en vervolg mijn tocht. Ik wil me weer proberen open te stellen. Als ik dat doe, kan ik meer ontvangen volgens Claartje Kruijff. En dat is natuurlijk ook zo. Ik weet het.

Ik denk terug aan de tekst in haar boek. “Het is belangrijk dat je je gezicht niet afkeert van de toekomst en de verbinding met anderen niet verbreekt; dat je probeert de uitgestoken hand te zien of de schouder die je aangeboden wordt te voelen. En soms kun je zelf je handen openen en om hulp vragen. Hoe meer je uit vertrouwen leeft, hoe meer je zult kunnen ontvangen. Maak je geen zorgen, vrees niet, vertrouw”.

Ik verlaat Ammerstol en fiets met iets meer hoop en vertrouwen richting Schoonhoven. Iets verderop breekt de bewolking en begint de zon te schijnen. Lekker!