Tussen Zwolle en Groningen (1e aflevering van 'Pedaalverhalen')

11 juli 2017 - Groningen, Nederland

Ik sta naast mijn fiets. Eén hand op het stuur. Met de andere houd ik me staande, door de ronde metalen stang van de deur vast te houden. Mijn fiets en ik schudden af en toe behoorlijk heen en weer. Zeker als er een wissel gepasseerd wordt.

Ik sluit me wat af, ben niet zo in mijn hum. Ik had dan ook de behoefte er even wat dagen tussenuit te gaan. En dat doe ik het liefst op de fiets. Ik ben op weg naar Baflo, even voorbij de stad Groningen. Baflo is het beginpunt van het Fietserpad. Het fietsende alternatief voor het al veel langer bestaande Pieterpad (voor wandelaars) dat loopt van Pieterburen bovenin Groningen, naar de St. Pietersberg in Maastricht. Het Fietserpad kronkelt heel afwisselend van knooppunt naar knooppunt door het oostelijk deel van Nederland. Af en toe snijdt het een stukje af via Duitsland.

In Zwolle stroomt het treincompartiment, waarin ik met mijn fiets plaats mag nemen, helemaal vol. Voor míj is er geen zitplaats meer. Het geeft niet, ik heb toch even geen zin in contact. Ik kijk wel wat om mij heen, lekker verscholen achter mijn zonnebril, zodat niemand een poging zal doen tot een ongewenst gesprekje. Een van de medereizigers is een man die een wel zéér interessante grote tas op wieltjes met zich meezeult. 

Hij neemt plaats op één van de aanwezige klapstoeltjes. De blikken van de andere reizigers gaan óók naar hem, maar toch vooràl naar die geheimzinnige grote tas.

Niemand doet een poging, maar ik zie de vraag op bijna ieders lippen branden: "wat zit er in die tas?" De man die het duidelijk gezellig vindt tussen het 'reizigerspubliek', kijkt rond, wacht een vraag niet af, maar begint zelf al te vertellen aan een vrouw die een grote rugzak naast zich heeft staan en het oogcontact met hem níet uit de weg gaat.

Hij blijkt ook een trekker op de fiets, net als ik, maar dan wat spraakzamer. Hij komt van het vliegveld. Met een groep vrienden heeft hij een groot tropisch eiland rond gefietst. Het was niet zijn eerste reis, hoor ik hem vertellen.

De trein houdt stil in Assen. Een aantrekkelijke blonde vrouw - van net 50+ schat ik - stapt in. Ze neemt plaats schuin tegenover de fietsreiziger. Ook zij mijdt oogcontact, groet niemand, en tuurt even op haar smartphone wanneer ze is gaan zitten. "Ook een mooie afleiding, als alternatief voor het min of meer gedwongen naar buiten kijken", denk ik.

De man praat verder tegen wie het horen wil. Beslist vriendelijk, en hij vertelt heel aanstekelijk. Mijn gehoor heeft hij daardoor inmiddels ook. Hij raadt zijn toehoorders aan net als hij te doen: "eerst de 'fietstas' kopen, dan ga je daarna vanzelf wel een reis buiten Europa ondernemen". Voor de duizendste keer in korte tijd hoor ik daarmee iemand zeggen: "gewoon gaan doen". "Is dit een aanhoudende boodschap die ik maar niet horen wil?", vraag ik me af.

Bij de volgende halte stapt de man uit. Ik meen dat ik hem hoorde vertellen dat hij in Roodeschool woont. Maar dat zou het laatste stationnetje van deze lijn zijn. Vriendelijk zegt hij ons gedag terwijl hij zijn grote, maar niet meer zo geheimzinnige, tas, soepeltjes achter zich aantrekt. Met de man vertrekt ook het verhaal uit ons compartiment.

Tot Groningen verloopt de reis in stilte. Er vindt geen gesprek meer plaats. Mensen staren naar hun schoenpunten, op hun mobieltje, of kijken, net als ik, naar het Groningse landschap dat voorbij glijdt.

In Groningen stap ik over op de roodwitte, vrolijke dieseltrein van Arriva, die ook in Winsum stopt. Ik boemel toch maar door naar Baflo. Van daar wil ik namelijk nog lekker een stukje fietsen na de toch wel heel lange treinreis vanaf Gouda CS.

Van Baflo fiets ik terug naar Winsum. Daar ga ik heerlijk overnachten in een hotelletje aan het Winsumerdiep.

Met de wind in de rug, rijd ik inmiddels fluitend, en met mijn handen los van het stuur, naar Winsum. Het is toch nog even zoeken. Zelfs een Winsumer - zeg ik dat goed? - die in zijn tuintje aan het werk is, betwijfelt of er wel een hotel is in Winsum. En het Winsumerdiep bestaat volgens hem al helemaal niet. "Vast import", denk ik, als ik eindelijk het campinghotel aan het Winsumerdiep gevonden heb.

Als ik de parkeerplaats bij de camping over fiets, moet ik plots uitwijken voor een klein wit wollig hondje. Ik doe dat heel behendig, al zeg ik het zelf. Maar de eigenaresse slaakt toch nog een kreetje van schrik. Nu hebben we wél heel even oogcontact. De mooie blonde mevrouw uit de intercity Zwolle-Groningen, en ik.

En net als ik, lijkt zij te denken: "hé, die ken ik!"

Wat is de wereld toch klein!

Foto’s