Haastige spoed is soms wel goed (1e aflevering van 'Brabant Gedwarst')

3 maart 2019 - Gouda, Nederland

Ik ga weer fietsen. Lekker! Ik heb de fietstassen zojuist van zolder gehaald. Ik denk niet zoveel tijd nodig te hebben om ze in te pakken. Ik ga immers maar tweeëneenhalve dag weg. En wat heb ik daar nou eigenlijk allemaal voor nodig. Niet veel.

Ik kom net thuis van ons wekelijkse bezoek aan mijn jongste zusje Annet. Ze heeft het Syndroom van Down en is dementerende. Al ruim 3 jaar. We bezoeken haar erg graag en ik heb het er wel voor over dat ik me daardoor wat zal moeten haasten nu. Nog even wat eten en dan heel snel inpakken. Om half vier moet ik op CS Gouda zijn, zodat ik op een beetje ‘christelijke tijd’ in Venlo ben. De tijd dringt.

Ik heb ooit een paklijst gemaakt voor de fiets. Als we vroeger met de kinderen op fietsvakantie gingen kregen ze allemaal een lijstje met de toegestane benodigdheden. Er paste niet zoveel bagage in de fietstasjes. Het mocht niet te zwaar zijn, maar we wilden hen ook meegeven dat je soms best met weinig toe kunt. De kinderen hebben het er nog wel eens over. Ze moesten hun spullen zelf op het bed leggen. Wij controleerden of aan alles was gedacht en dat er niet teveel de tassen in ging. Elke kilo extra moesten ze immers zelf vooruit trappen. Bovendien kwamen op de bagagedrager ook nog hun slaapzak en slaapmatje te liggen.

Ik kan het lijstje wel dromen en denk wel te weten wat ik allemaal mee moet nemen. Een toilettas met minimale toiletartikelen, goede fietskleding en het zeer handige compacte fietsreparatiesetje, de kleine thermosfles met een koffiebekertje, de bidons natuurlijk en het minimale aan kleding voor de avond vormen de basis. Op mijn bed ontstaan twee stapeltjes. Het past precies in de twee kleine tassen die normaal aan weerskanten van mijn voorwiel hangen. Nu gebruik ik ze voor achterop. Dat is genoeg. Meer ruimte heb ik niet nodig. Het gewicht wordt goed verdeeld. Ik breng de banden op de juiste spanning van ruim vier bar en smeer de ketting nog eens goed in met de vuil- en vocht afstotende gel. De fiets moet lekker rollen op de weg en er mag geen onnodige weerstand zijn. De ketting moet licht gaan en soepel schakelen. Nu alleen de fietshelm nog even pakken van zolder. Dan vertrek ik.

De helm ligt niet op de gebruikelijke plaats. Dan zal ie nog wel in de schuur hangen. Maar ook daar vind ik de helm niet. Waar kan deze dan zijn. Bij mijn skeelers misschien? Ook al niet. Ik haal grote rolkoffers opzij en zoek bij de kampeerspullen. Als ik het daar ook niet vind, zet ik de koffers met heel wat minder geduld terug. De tijd tikt weg. Als het tegenzit lijkt ze altijd dubbel zo hard te gaan. Verdomme zeg, moet ik me toch nog haasten. Ik probeer dat altijd te vermijden in het verkeer. Het heeft zo weinig zin weet ik uit ervaring. Je wint er nauwelijks tijd mee.

Dan maar zonder helm. Ik heb echt geen tijd meer om te zoeken. Ik ren de trap af, geef mijn vrouw een te haastige kus en spring op de fiets. Mijn vrouw glimlacht. Ze kent me, wenst me vooral veel plezier en zegt dat ik gemakkelijk op tijd ga zijn. Zij fietst dergelijke afstanden altijd in zeer korte tijd. Zij heeft fietstalent. Ik niet. Ik vind fietsen gewoon een heerlijke beweging. De cadans, de soepel lopende ketting langs de derailleur.

Ik haast me over het fietspad langs de Hollandse IJssel. Wat is het druk zeg. Niet normaal. Het is natuurlijk ook uitzonderlijk mooi weer. Veel te zacht voor de tijd van het jaar. Het lijkt wel lente maar het is nog winter. Zaterdagmiddag 23 februari 2019. Het klimaat is echt aan het veranderen. Heel verontrustend. Maar nu even niet. Ik heb ontzettende haast.

Altijd als je haast hebt, is het alsof Nederland nog voller is dan gebruikelijk. Ik schat in dat ik tegen dertig kilometer per uur rijd inmiddels. Op het zeer drukke Goverwellepad ontmoet ik daarom soms wat boze blikken. Helaas. Het moet maar even. Snel schakelen aan het eind van het fietspad, hier komt een venijnig kort bochtje met een gat in het wegdek en direct daarna een gemeen steil klimmetje. De Goejanverwelledijk op. Ik schakel op tijd terug. Ik neem voorrang in plaats van deze af te wachten. Ik heb geen tijd. Ik ga rechtsaf de ‘Pislaan’ op - tegenwoordig de Voorwillenseweg. Mijn oudste zus werd hier ooit aangereden door een hooiwagen achter een trekker toen ze nog maar enkele weken in de brugklas zat. Ik sta er nu niet lang bij stil. Geen tijd te verliezen.

Aan het einde ervan de scherpe bocht naar links. Ik kom bij het Kruispunt waar de schoolvriendin van mijn dochter haar ouders nog wonen. Precies op het moment dat ik het bereik komt er een auto aan. Waarom nu? Ik moet inhouden en daarna weer aanzetten. De ketting loopt wel soepel maar is versleten en dringend aan vervanging toe. Ik weet het. Nog geen tijd gehad. Als ik opnieuw aan moet zetten om op snelheid te komen, schiet ze door over de tandwielcassette. Ik trap even in het luchtledige. Normaal houd ik er rekening mee en schakel ik tijdig. Maar in mijn haast, gun ik mezelf die tijd helemaal niet. Weer schiet de ketting door. Ik mopper inwendig.

De volgende kruising is die met de Goverwellesingel en die heeft een verkeerslicht. Ik heb helemaal geen tijd voor verkeerslichten. Ik heb haast. Er staat ook nog een grote groep mensen te wachten voor het rode licht. Waarom nu? Als het licht op groen gaat, komt een oudere mevrouw vanuit tegenovergestelde richting schuin over de weg fietsen. Moet dat nou echt? Ik begrijp niet wat ze van plan is en houd met tegenzin in. Ze blijkt te willen afslaan naar links. Nee he, wees toch duidelijk mens, ik heb hier echt geen tijd voor! Ik rem tegen mijn zin. Nu houdt ze stil en kijkt me enigszins geschrokken aan. Ik had natuurlijk weer geen tijd om te schakelen en zet opnieuw in een te lage versnelling aan. De ketting schiet in herhaling over het tandwiel. Ik verlies mijn evenwicht en kan maar net overeind blijven. Mensen kijken naar me. Inwendig ‘godver’ ik maar uitwendig toon ik een keurig sociaal wenselijke glimlach aan de mevrouw die mij vriendelijk aankijkt met een blik waarin ik een schuldbewust ‘oeps’ lees. Dit komt helemaal niet uit nu. Opzij allemaal!

Op hoge snelheid rijd ik de Voorwillenseweg uit. Opnieuw een verkeerslicht, nu op de kruising met de Joubertstraat en de Zwarteweg. Ik snel langs een veel te traag opstappende meute fietsers de Karnemelksloot op en ga rechtsaf over het ophaalbruggetje. Langs het prachtige oude gebouw waar een vriend van mijn oudste zoon basisonderwijs ontving. Hier is het even niet zo druk. In de Noothoven van Goorstraat passeer ik een fietstunnel. Ik rijd met een ruime bocht om te langzaam fietsende mensen die ik voorrang had moeten verlenen. Van te grote haast word ook ik een hork in het verkeer. Ik verafschuw het maar wil persé mijn trein halen: 15:26 uur, en geen minuut later.

Ik spring van mijn fiets en loop het stationsgebouw binnen. Vlug naar de automaat voor het fiets-treinkaartje. Ik zoek het digitale ticket in de NS app op mijn telefoon en scan deze haastig bij het poortje. Het is rustig bij de lift. Ik ben gelukkig de enige die haar wil gebruiken. In de stationshal zoek ik de opgang naar perron 3. Ook daar een lift. Als de liftdeuren zich openen, loop ik het perron op en zie dat de intercity naar Groningen er nog niet staat. Mijn ademhaling en hartslag vertragen. Net als de geel blauwe dubbeldekker die het station binnen komt rijden en langzaam tot stilstand gaat komen. Ik ben op tijd. Lekker!

Foto’s