De belangrijkste bijzaak van het leven

30 juli 2020 - Gouderak, Nederland

De kleine huisjes in het oude centrum van Gouderak verdwijnen in de rug. Buiten het dorp kom ik weer pal langs het water te rijden. De Dorpsstraat wordt Kattendijk. Er staat een straffe tegenwind. Ik vind dat wel lekker. Omdat het me uitdaagt in het hier en nu te zijn. Dat is gewoon onvermijdelijk. Mijn gedachten komen even tot stilstand. Want het vasthouden van een redelijk tempo vraagt nu alle aandacht van me.

Ik laat mijn benen het werk doen en houd mijn bovenlichaam nagenoeg stil. De man die voor mij fietst op zijn ‘batterijfiets’, gebruikt ook zijn schouders erbij. Dat heeft helemaal geen zin. Híj hoeft namelijk geen kracht te zetten. Dat doet de batterij voor hem. Ons tempo ligt bijna gelijk. Heel langzaam loop ik op hem in. Ik onderdruk de neiging om harder te willen gaan rijden. Want ik wil mijn eigen tempo vasthouden. Niets forceren. Alles lijkt te worden teruggebracht tot deze simpele bijzaken en handelingen. Meer bestaat er even niet.

Bauke Mollema fietst altijd onrustig op klimmetjes en beweegt dan voortdurend met zijn bovenlichaam. Het is een zwoegende stijl die ‘mollemalen’ is gaan heten. Het staat voor beuken, harken, slingeren, duwen, trekken, blijven gaan als je benen janken en je longblaasje ploffen! Ik hoorde in een commentaar op de radio dat hij de spieren van zijn onderrug gebruikt als extra kracht om zijn beenspieren te ondersteunen. Ik heb een andere stijl. Ahum.

Ik rijd een wat kleinere versnelling zodat ik de energie louter in de trapbeweging stop met een zo klein mogelijke krachtsinspanning. Ik rijd graag op conditie en heb voorkeur voor een hoog bewegingsritme. Omdat ik gemerkt heb dat mijn verbranding dan wat zuiniger is en ik minder snel een hongerklop krijg. Mijn energiehuishouding is altijd een punt van aandacht voor me. Ik ben mijn lichaam beter gaan leren kennen door het fietsen, én het ‘postlopen’ in het verleden. Ik moest toen drie uur onafgebroken brieven bestellen. Geen tuintje was hetzelfde. Er waren allerlei soorten stoepjes en trapjes. Langere en kortere tuinpaden. Grind of gladde tegels. Halverwege snakte ik naar extra brandstof. Maar ik bouwde als vanzelf een prima conditie op. En een hongerklop bleef vanaf dan uit.

Ik plaats mijn verhalen ook op de Facebook groepspagina’s van Lange Afstand- en Wereldfietsers. Op mijn eerste verhaal van deze serie kreeg ik verschillende reacties van mensen die het fietsen ook hadden gebruikt om rouw te verwerken. Een man in mijn dorp was gaan wándelen na het overlijden van zijn vrouw. Het werd zijn grootste hobby en uitlaatklep. Weer een ander ging hardlopen en heeft inmiddels verschillende marathons volbracht. Intensief sporten ontspant (achteraf) en maakt je hoofd leeg.

Na ruim twee kilometer kom ik pas langs de velden van Voetbalvereniging Gouderak. De club ligt opvallend ver buiten het dorp. De wens bestaat om een nieuw voetbalcomplex bij het dorp aan te laten leggen. De vereniging denkt daarmee meer leden en supporters te werven. Qua verkeersveiligheid zou het natuurlijk ook een enorme verbetering zijn. Want even op de fiets naar ‘de voetbal’ gaan is er nu echt niet bij. Zeker niet voor kleine kinderen of oudere supporters.

Ik heb er vroeger zelf nooit een uitwedstrijd gespeeld. Mijn jongste zoon wel. Wij hebben er als ouders enkele keren langs de lijn gestaan. Het bezoeken van de uitwedstrijden van zijn jeugdelftal bij clubs in de regio was altijd een fijne vrijetijdsbesteding. Meestal heerste er een gemoedelijke en gezellige dorpssfeer op de landelijke polderlocaties. Je werd als ouders vanzelf het spel ingetrokken. Je volgde natuurlijk allereerst de verrichtingen van je eigen zoon(tje) en daarna pas dat van de andere speler(tje)s alsook het wedstrijd- en scoreverloop. In de pauzes dronk je koffie in gemoedelijk gonzende kantines.

Met evenveel genoegen waren we toeschouwer bij het volleyballen van onze oudste zoon en het paardrijden van onze dochter. Net als veel andere ouders en grootouders die ook enthousiast meeleefden en aanmoedigden. We moesten soms om onszelf lachen als we merkten hoe fanatiek we waren. Hoe ouderwets we juichten met onze handen in de lucht en elkaar op de schouders sloegen als er een winnend (doel)punt werd gescoord in spannende wedstrijden. De betrokkenheid en het plezier spatten er vanaf.

Mijn ome Jan was een fanatiek supporter van voetbalvereniging UNIO uit Oudewater. Zijn vrouw, tante Wil, is dat nog steeds. Ze staat tegenwoordig vaak naast mijn vader om FC Oudewater aan te moedigen in thuiswedstrijden. Ze gaat er helemaal in op. Mijn ome Jan is al heel wat jaren geleden overleden. Hij kwam ook nog kijken naar wedstrijden waar ik aan deelnam. Zijn zoon, mijn neef, speelde namelijk in hetzelfde elftal. Ome Jan rookte graag een shaggy als hij naar wedstrijden keek. Ik herinner me nog hoezeer hij in een wedstrijd kon opgaan. Hij gebaarde druk en stond alle spelmomenten van commentaar te voorzien. Als je een fout maakte, was je daar niet blij mee. Want dan hoorde je hem als een soort echo van wat je zelf ook al wist en liever niet nog een keer terug wilde horen van hem. Toen zijn zoon voortijdig gewisseld werd, gooide hij de sigarettenpeuk op de grond en trapte ‘m nijdig uit. De vonken vlogen er vanaf.

Na zijn werk op de machinefabriek in Oudewater maaide hij het gras op de strakke velden en trok hij er witte kalklijnen omheen. Tante Wil werd secretaris en was medeverantwoordelijk voor het clubblad dat eens per maand uitkwam. Na de training hielpen wij haar regelmatig mee met het op volgorde leggen van de bladzijden en het nieten van de kaften. Beiden hebben zelf nooit tegen een voetbal getrapt en toch was voetbal een heel belangrijk deel van hun leven. Toen ik zelf pupillentrainer was, heb ik gemerkt hoe leuk het is om met een vast groepje mensen aanwezig te zijn op de club. En niet alleen met de trainers. Ik herinner me ook nog Barbara. Een oudere mevrouw die op de bewuste trainingsavond vaste dienst had achter de bar. Haar man was verantwoordelijk voor de materialen. Of de ongetrouwde Piet die hondstrouwe bezoeker van trainingen was. Ook in herfst en winter. Je gaat elkaar op een heel andere manier leren kennen en waarderen.

In Haastrecht heb je ook mensen die een groot deel van hun tijd in de club steken. Een man fietst dagelijks over het dorp naar het voetbalcomplex als hij klaar is met werken op de fabriek in een naburig dorp. Hij is er scheidsrechter, hij vlagt bij selectie-elftallen, assisteert bij jeugdactiviteiten, verricht allerlei hand en spandiensten en draait met grote regelmaat een extra bardienst. Voetbalvereniging Haastrecht heeft mensen als hij nodig. De club is zijn leven. De clubmensen zijn familie. Hij leeft voor de club.

Tom Egbers presenteerde een prachtige documentaire onder de naam ‘Toms Engeland’. Hij keert daarin terug naar het geboorteland van zijn moeder. In een van de afleveringen gaat hij naar het zuidelijkste puntje van Engeland om de 76-jarige Allan te ontmoeten. Daar ziet Tom met eigen ogen wat echte Engelse clubliefde inhoudt. Ook die man leeft helemaal voor zijn club. Het is voor hem de ultieme invulling van zijn leven. Het is heel mooi in beeld gebracht en Tom legt precies het goede contact om de grote betrokkenheid van de man te laten zien. En die van hemzelf. Want ook Tom ‘is very dedicate to the sport’ als verslaggever, journalist en documentairemaker. Ik vind hem zeer bevlogen. Ik geniet altijd van zijn bijdragen.

Het is toch bijzonder dat sport zo een serieuze zaak is geworden. Topsporters wijden er (een belangrijk deel van) hun leven aan. Topsport is in veel disciplines een heus beroep geworden. De sporters leveren de prestaties allereerst voor zichzelf en hun eigen plezier. Maar ze vermaken er natuurlijk ook wereldwijd grote groepen mensen mee. Sport verbindt en verbroedert. Op de website van het NOC*NSF staat te lezen dat “het intensief volgen van sport in de media een uitdrukking is van gemeenschappelijkheid en de wens tot identificatie. De Olympische Spelen van Londen 2012 zijn daar een goed voorbeeld van. Met 400 miljoen websitebezoeken en 150 miljoen tweets worden de Spelen van Londen ook wel getypeerd als de eerste echte social games. De wereld, één grote Olympische familie”. Dat klinkt mooi.

In 1960 publiceerde de Duitser Horst Peets het boek ‘Sport is die wichtigste Nebensache der Welt’. De uitdrukking is daarna nog vaak herhaald. Ook in onze eigen taal. In deze zomerperiode zonder grote sportevenementen zijn veel sportprogramma’s te zien die teruggrijpen op oude sportfragmenten. In ‘Mijn Sportzomer’ blikken twee bekende Nederlanders terug op hun favoriete herinneringen. Ik kijk er graag naar omdat mooie sportmomenten heel gemakkelijk blije emoties losmaken. En daar heb ik wel behoefte aan op het moment.

In ‘Andere Tijden Sport’ wordt ook teruggeblikt op grote sportmomenten in de Nederlandse geschiedenis. Afgelopen weekend ging het over Anky van Grunsven en de gouden medaille die zij won op de Olympische Spelen na een seizoen waarin ze haar vader verloor. Het zette haar leven op zijn kop en verstoorde de voorbereiding op de belangrijkste wedstrijd waar vier jaar lang alle tijd en energie in was gestopt. In de uitzending zie je haar vader en hoor je wat hij voor zijn dochter betekend heeft. Haar man, en trainer in die tijd, vertelt over de ontlading die volgt als alle verdriet loskomt bij de klanken van het Wilhelmus. Je ziet daarbij een huilende Anky op het podium staan met een lauwerkrans op het hoofd. Ze kijkt even omhoog en prevelt wat woorden terwijl de tranen over haar wangen rollen. Haar verdriet is zeer invoelbaar.

In een andere aflevering zag ik Joop Zoetemelk nogmaals de Tour de France van 1980 winnen. Je ziet ook wat het losmaakte in Nederland en bij de supporters die er live getuige van waren in Frankrijk. Het gaat in de uitzending om Radio Tour de France. Met de radioverslagen van Theo Koomen, de vele enthousiaste commentatoren door de jaren heen, de vaste tunes en jingles, de tourartiest én het gebruik van het populaire transistorradiootje in achtertuintjes en op de campings. Daarop werden de uitzendingen beluisterd. Het brengt mij terug naar de zomervakantie van toen. Ik was zeventien jaar.

Met twee schoolvrienden stapte ik op de fiets naar Texel. We vertrokken al heel vroeg vanuit Gouda. Het was pas 4 uur en nog erg donker.

Ik herinner me hoe we het eerste uur langs de Gouwe reden. En hoe we kort pauzeerden op een nog donker en stil terras ruim voor openingstijd. Onze bagage zat in fietstassen van onze moeders. Die deden de boodschappen tijdelijk in andere tassen. We reden op dezelfde huis-tuin-en-keuken fietsen als waarmee we dagelijks naar school gingen. Zonder bijzonder onderhoud te hebben gepleegd. Want daar dachten we niet bij na. We fietsten in één dag naar de camping op Texel waar drie andere schoolvrienden al voor hun tent op ons zaten te wachten. ‘Kapot’ waren we. We hadden naast de enorme afstand pittige tegenwind gehad. Terwijl de wind ook toen toch meestentijds uit het zuidwesten kwam. Behalve die dag.

Ik herinner me ook het biljarten in de plaatselijke kroeg en de glazen bier. Maar ik herinner me toch vooral hoe we voor de tent zaten te luisteren naar Radio Tour de France die via een eenvoudig transistorradiootje tot ons kwam. We hoorden hoe de Nederlandse wielerploeg TI-Raleigh maar liefst 11 etappes en tijdritten won die editie. Hoe Johan van de Velde de Witte Trui van het jongerenklassement, en Joop Zoetemelk de Gele trui en de eindzege pakten. Vanaf toen werd ik volger van de Tour via krant, radio en televisie. Inclusief de Studio Sportzomeruitzendingen met Mart Smeets vanaf schilderachtige Franse locaties. Genieten met een eigen glas wijn erbij. Het was alsof je er zelf deel van uitmaakte. Je beleefde het mee.

Er is hier nu niemand te zien op het voetbalveld. Er wordt nog op echt gras gespeeld zie ik. Het gras is zelfs onlangs gemaaid. Clubliefde is blijkbaar ook sterker dan het coronavirus.

Ik fiets stug door. Een bord met de tekst ‘doorgaand verkeer’, dat aangeeft dat ik bij voorkeur rechtdoor zou kunnen gaan, negeer ik. Ik kies er natuurlijk voor om langs het water te blijven fietsen. Ik sla rechtsaf naar IJsseldijk Noord. Ik rijd heel even in de luwte. Neem een korte adempauze en strek mijn benen. Daarna gaan de loop van rivier en dijk linksaf en rijd ik weer vol in de wind.

Het is een goed idee van me om te gaan fietsen. Heel even een beetje loskomen van de heftige periode die achter me ligt en nog gaat komen. Sport ís een belangrijke bijzaak in het leven. Een die veel voldoening en afleiding biedt.